In een wereld met lage verwachte rendementen in alle vermogensklassen kijken beleggers kritischer dan ooit naar hun beleggingskosten. Tegelijkertijd is er in Europa sprake van recente en aanstaande wijzigingen van de regelgeving. Onder meer in het Verenigd Koninkrijk en Nederland is of wordt de distributievergoeding afgeschafd en gaan particuliere beleggers -zichtbaar- betalen voor advies. Dit heeft geleid tot veel meer belangstelling voor passieve beleggingsvehikels zoals exchange-traded products (ETPs, waaronder ETFs) en conventionele indexfondsen.
Voor veel beleggers blijft het echter lastig om wijs te worden uit de verschillende kosten die aan dit type fondsen zijn verbonden. Het is moeilijk voor hen om ETFs en indexfondsen zinvol te vergelijken. Morningstar helpt en deed met Every Little Helps: Comparing the Costs of Investing in ETPs versus Index Funds een comparatief onderzoek.
Doel was een uitgebreide vergelijkende analyse van de kosten van beleggingen in ETPs en indexfondsen in verschillende vermogensklassen. Daarbij is gekeken naar de meest zichtbare component van de totale kosten (total cost of ownership), namelijk de total expense ratio (TER). Hierbij is een vergelijkende analyse uitgevoerd van zowel actuele als historische kosten voor ETPs en indexfondsen.
Maar ook andere, minder zichtbare kosten zijn meegenomen in het onderzoek. Beleggers in passief beheerde fondsen dienen hiermee rekening rekening te houden voor een vollediger beeld van de totale kosten van een belegging.
Prijsoorlog
Morningstar-analist Jose Garcia-Zarate stelt vast dat de groeiende populariteit van fondsen voor passief beleggen lin Europa een prijsoorlog lijken te hebben veroorzaakt. "Een paar aanbieders van fondsen zijn al begonnen met het verlagen van vergoedingen bij een aantal grote en belangrijke indexfondsen en ETFs om ze concurrerender te maken. En er zullen meer volgen."
Met de groei van de Europese sector voor indextrackers verwacht Garcia-Zarate dat fondsaanbieders hun schaalvoordelen delen met beleggers, wat resulteert in lagere kosten. "We verwachten ook meer proactieve , door concurrentie gedreven verlaging van vergoedingen waarmee fondshuizen de aandacht van beleggers hopen te trekken.”
De analist verwacht dat de druk op de kosten bij ETFs ook zijn impact zal hebben op andere betrokkenen bij indexbeleggen. “Aanbieders van ETFs en indexfondsen zullen manieren zoeken om de licentiekosten om indices te mogen gebruiken te verlagen, door van indexaanbieder te veranderen of om door zelf indices samen te stellen. We hopen dat zij dit kostenvoordeel met hun beleggers delen. We verwachten ook dat concurrentiestrijd op het passieve terrein ook druk zal uitoefenen op vergoedingen bij actief beheerde beleggingsfondsen. Een positieve ontwikkeling waarvan uiteindelijk alle fondsbeleggers profiteren.”
Hieronder staan de belangrijkste conclusies uit Every Little Helps: Comparing the Costs of Investing in ETPs versus Index Funds.
- Bij alle beleggingsmogelijkheden in aandelen en obligaties zijn ETPs op basis van de kosten voor particuliere beleggers goedkoper dan indexfondsen. Voor institutionele beleggers hebben indexfondsen juist een gunstiger prijsniveau.
Zo is bijvoorbeeld voor particuliere beleggers, gewogen naar activa, de gemiddelde TER bij aandelen-ETFs 0,39 procent tegenover 0,73 procent bij aandelenindexfondsen. Beleggers die toegang hebben tot institutionele aandelenklasse van indexfondsen zouden gemiddeld de relatief lage TER van 0,32 procent betalen. - Hoewel de institutionele aandelenklassen van indexfondsen goedkoper zijn, is er wel aanzienlijk minder keus in vergelijking tot de veelheid aan blootstellingen die via ETPs toegankelijk is.
- Bij de categorie ‘Europese large cap aandelen’ zijn er een aantal indexfondsen die onverdedigbaar hoge kosten berekenen aan particuliere beleggers. Ongeveer 40 procent van de fondsen in deze categorie berekent een TER van meer dan 1 procent. Dit wijst er duidelijk op dat particuliere beleggers zich niet voldoende bewust zijn van de kosten en dat meer voorlichting over het belang van kosten noodzakelijk is.
- Wat betreft ETPs is vast te stellen, dat bij de meerderheid van de aandelencategorieën en bij alle vastrentende categorieën de voor activa gewogen gemiddelde TER’s vrijwel altijd hoger zijn dan het normale gemiddelde. Dit impliceert, dat het grootste deel van de ETP-beleggers niet noodzakelijkerwijs de goedkoopste oplossing kiest gemeten naar TER.
Op het eerste gezicht lijkt dit in tegenspraak met de conclusie van enquêtes onder beleggers, waaruit bijna altijd blijkt dat de TER dé of één van de voornaamste factoren in het selectieproces van een beleggingsfonds is. Het is echter belangrijk te benadrukken dat de TER niet de enige factor is in de keuzes die beleggers maken bij fondsen. Er zijn andere factoren (bijvoorbeeld liquiditeit, onderliggende blootstelling, replicatiemethodiek) die een belangrijke rol kunnen spelen in het besluitvormingsproces. - Het Verenigd Koninkrijk (VK) ligt voor op Duitsland, Frankrijk en Italië als de markt waarop de meeste concurrentie is wat betreft indexfondsen (aandelen en obligaties) voor particuliere beleggers. Dit is waarschijnlijk vooral te danken aan het veel vrijere distributiekanaal voor beleggingsproducten in het VK in vergelijking met andere Europese landen, waar grote banken nog steeds een dominante partij vormen. Een andere factor is de veel sterker ontwikkelde markt voor individuele pensioenvoorzieningen in het VK. Deze stimuleert een beleggingscultuurj. Het concurrentievoordeel van het VK wordt waarschijnlijk nog verder versterkt door de implementatie van nieuwe regels waardoor fondsbeheerders aan adviseurs niet langer commissies mogen betalen.
- Er is een duidelijk gebrek aan indexfondsen die posities in grondstoffen bieden, anders dan aan brede mandjes van grondstoffen. ETPs lijken dus de enige mogelijkheid voor beleggers die een gerichtere blootstelling wensen aan landbouw, energie, edelmetalen en industriële metalen, met voor activa gewogen TER’s van 0,41 tot 0,58 procent.
- Als naar de historische gegevens wordt gekeken, dan blijken de TER’s voor indexfondsen en ETFs die blootstelling aan aandelen bieden de afgelopen vijf jaar gemiddeld te zijn gedaald. Bijvoorbeeld voor ETFs in Europese large cap aandelen is gemiddelde expense ratio gedaald van 0,40 naar 0,32 procent (een daling van 20 procent). Deze daling is vooral te danken aan nieuwe producten die goedkoper zijn dan bestaande fondsen in plaats van een kostenverlaging bij bestaande fondsen.
- Bij de indexfondsen is de TER voor op particulieren gerichte aandelenklassen gedaald van 0,96 naar 0,68 procent (ongeveer 29 procent lager) en voor institutionele aandelenklassen van 0,40 naar 0,37 procent (7,5 procent lager). Dit was zowel het gevolg van nieuwe en goedkopere producten die op de markt kwamen als van het feit dat bestaande aanbieders hun kosten op bestaande producten verlaagden.
- De veel lagere daling in de voor activa gewogen TER’s voor aandelen-ETFs lijkt erop te wijzen, dat er minder vermogen naar nieuwe en goedkopere producten is gestroomd.
- In tegenstelling tot de conclusies voor aandelen-ETFs stegen gemiddelde TER’s voor obligatie-ETFs sinds 2008. Dit kan worden toegeschreven aan een toenemende productspecialisatie en een gebrek aan echte concurrentie binnen deze vermogensklasse. De gemiddelde expense ratio’s voor ETFs in Europese bedrijfsobligaties stegen bijvoorbeeld van 0,17 naar 0,21 procent wat betreft het normale gemiddelde en van 0,17 naar 0,23 procent voor het naar activa gewogen gemiddelde.
- De gemiddelde TER voor ETPs in edelmetalen, die goed zijn voor meer dan 80 procent van het in grondstoffen-ETFs en -ETCs belegde kapitaal, bleven tussen 2008 en 2012 vrijwel ongewijzigd. De eenvoudige en voor activa gewogen gemiddelden bedragen respectievelijk 0,46 en 0,41 procent. Morningstar verwacht dat in de nabije toekomst verschillende factoren ervoor zullen zorgen dat de neerwaartse druk op de kosten aanwezig blijft.
- De toenemende populariteit van passieve instrumenten onder alle soorten beleggers, ondersteund door wijzigingen in de regelgeving zoals het provisieverbod, zal de concurrentie op vergoedingen in Europa aanwakkeren. Net als in de Verenigde Staten te zien was. De strijd om de kosten zal uiteindelijk vooral gunstig zijn voor de belegger.
- Bovendien verwacht Morningstar met de Europese sector voor indextrackers dat fondsaanbieders hun schaalvoordelen deels zullen doorgeven aan de beleggers, wat ook leidt tot lagere kosten.
- Net als in de VS breidt de kostendruk zich uit naar andere delen van de waardeketen. Aanbieders van ETFs en indexfondsen blijven naar manieren zoeken om licentiekosten voor het gebruik van indices te drukken, bijvoorbeeld door van indexaanbieder te wisselen of zelf een index te creëren. Morningstar hoopt dat de aanbieders ook deze besparingen in de vorm van lagere kosten willen delen met beleggers.
- Naast de TER betalen beleggers in ETPs en indexfondsen nog andere kosten. Hiertoe kunnen indexherzieningskosten behoren, evenals swapkosten, indexlicentiekosten, instapkosten en aan ETPs gerelateerde handelskosten zoals bied-laatspreads en transactiekosten. Al deze kosten kunnen uiteindelijk van invloed zijn op het totaalrendement van een belegging.
- Intuïtief gezien lijkt het selecteren van een passief beleggingsproduct uitsluitend op basis van de totale kosten dé manier om de beste rendementen te behalen. Het is echter belangrijk om kosten in perspectief te zien. Er zijn andere overwegingen die specifiek voor elk vehikel een rol spelen. Het gaat hierbij in het bijzonder om structurele en operationele risico’s waar de belegger rekening mee moet houden. De relatieve voordelen van elk beleggingsvehikel zijn ook bijzonder relevant.
Lees het volledige rapport Every Little Helps: Comparing the Costs of Investing in ETPs versus Index Funds >