Alternatieve obligatiefondsen zijn over het algemeen duurder dan de meer gangbare obligatiefondsen, maar presteren ze ook beter? Morningstar ging op verzoek van Fondsnieuws op onderzoek uit en kwam tot verrassende inzichten.
De beleggingsfondsenbeoordelaar deelt het fondsenuniversum in verschillende categorieën op. Meerdere daarvan vallen onder de noemer alternatieve of ‘unconstrained’ obligatiefondsen.
Zo zijn er de categorieën voor flexibele fondsen die overwegend in euro dan wel in dollar uitgegeven obligaties beleggen. Deze fondsen hebben veel vrijheid met betrekking tot de allocatie naar diverse obligatiecategorieën zoals schuld uit opkomende markten (EMD) of obligaties van wankele bedrijven, ook wel 'high yields' genoemd. Dit kan leiden tot forse risicoconcentraties.
Verder zijn er categorieën voor beleggingsfondsen die wereldwijd zowel long als short in obligaties beleggen en voor fondsen die trachten te profiteren van relatieve prijsverschillen tussen diverse obligatiecategorieën, de zogeheten debt arbitrage-fondsen.
Instroom
Alternatieve obligatiefondsen hebben vanwege de zoektocht naar rendement de afgelopen twee jaar veel instroom gezien. De sterkste groei was er voor flexibele obligatiefondsen die overwegend in euro gedenomineerd schuldpapier beleggen. Deze categorie is sinds 2013 ruim in omvang verdubbeld.
Ondanks hun populariteit blijven de alternatieve obligatiefondsen doorgaans achter bij een reguliere categorie als die voor wereldwijde obligatiefondsen, met uitzondering van de alternatieve obligatiefondsen die overwegend beleggen in in dollar uitgegeven schuldpapier.
Zelfs als rekening wordt gehouden met de lagere standaarddeviatie van alternatieve obligatiecategorieën, gaat dit nog op. 'Als we de standaardeviatie delen door het rendementen (de versimpelde sharpe ratio) blijft het verhaal overeind dat wereldwijde obligatiefondsen relatief gezien beter presteren', aldus Morningstar-analist Niels Faassen.
Kosten
Wat de analist verder opvalt, is dat de kosten voor deze alternatieve categorieën gemiddeld hoger liggen dan voor wereldwijde obligatiefondsen. Kost een gewoon wereldwijd obligatiefonds gemiddeld 1,19 procent per jaar, de flexibele fondsen zijn wel tot 29 basispunten duurder.
Ook keek Faassen naar total return-achtige strategieën. Hoewel geen aparte Morningstar-categorie, kennen veel van dergelijke fondsen vaak wel een hogere mate van bewegingsvrijheid.
Total return richt zich op rendementsmaximalisatie door in te spelen op zowel rente-inkomsten als koerswinsten. Enkele prominente voorbeelden zijn het Pimco Total Return Bond Fund, het Templeton Global Total Return fonds en, van Nederlandse bodem, Rorento van Robeco.
Bill Gross
Het grote Pimco-fonds had eind 2012 nog EUR 25,8 miljard onder beheer in Europa, zegt Faassen. Sindsdien heeft het Pimco-fonds ruim EUR 18,6 miljard uitstroom gezien, deels door tegenvallende resultaten en deels door het vertrek van beheerder Bill Gross. Templeton's Global Total Return fonds kon daarentegen profiteren van ruim USD 2 miljard instroom en had daarmee per eind februari ruim EUR 29,7 miljard onder beheer.
Bij de samenstelling van de top 5 van alternatieve obligatiefondsen heeft Morningstar mede gekeken naar de waardering voor het fonds en de omvang, om zo tot een rangschikking van de meest relevante fondsen te komen.
(Klik op tabel voor vergroting)
Lees ook de analistenrapporten over deze beleggingsfondsen: Amundi Funds Bond Global Aggregate, Natixis IF Loomis Sayles Multisector Income Fund, Templetopn Global Total Return, Pimco GIS Total Return Bond Fund en BlackRock SF Fixed Income Strategies.
Bekijk ook eerdere top5-lijstjes
High yield
Beleggingsfondsen in telecomaandelen
'Low vol' beleggingsfondsen
Beleggingsfondsen in alternatieve energie
Beleggingsfondsen in Nederlandse aandelen
Dit artikel is een co-productie van Morningstar en Fondsnieuws en verscheen ook op fondsnieuws.nl.