Actief beheerde beleggingsfondsen hebben het zwaar te verduren. Met reden, want gemiddeld genomen vallen de prestaties tegen (lees: actieve fondsen presteren gemiddeld genomen minder goed dan hun benchmark). Dat is een belangrijke reden waarom passieve beleggingsfondsen, indexfondsen en ETFs, al jaren sterk in opkomst zijn en in rap tempo aan marktaandeel winnen.
Ze groeien zo hard dat zelfs al wordt geopperd dat ze te groot worden en marktverstorend kunnen gaan werken. John Bogle, indexlegende en oprichter van het Amerikaanse Vanguard, weersprak die kritiek recent en stelde dat het marktaandeel van de huidige 22 à 25% (in de Verenigde Staten) zonder problemen kan groeien tot 50%. Zelfs 90% sluit hij niet uit. Daarmee gooide hij nog maar eens olie op het vuur.
De discussie over wat nu beter voor beleggers is lijkt dan ook vooralsnog onbeslist. Binnen Morningstar kiezen we geen partij en we volgen fondsen uit beide kampen. En vanuit die ervaring kunnen we wel stellen dat beleggers in beide gevallen zich zorgvuldig moeten (laten) inlichten alvorens ze overgaan tot de aankoop van een beleggingsproduct, actief of passief.
Actieve fondsen worden al vele jaren voorzien van een kwalitatieve rating (Gold, Silver, Bronze, Neutral of Negative) op basis van een raamwerk met vijf pilaren of de vijf P’s. Daarbij wordt gekeken naar wie een fonds beheren (People) en hoe ze dit doen (Process). Ook het fondshuis dat het fonds aanbiedt wordt geanalyseerd (Parent), evenals de kosten die in rekening worden gebracht (Price) en tot slot natuurlijk het rendement (Performance). Sinds eind 2016 wordt dit ook voor circa 300 ETF’s gedaan.
Vijf punten om naar te kijken
Dit zijn de vijf punten waar de analisten van Morningstar naar kijken, al met een complete en grondige analyse. Maar wel een die al snel enkele dagen per fonds in beslag kan nemen. Ook voor ETF’s. Heeft een belegger niet zoveel tijd beschikbaar en kiest hij voor een ETF, dan kijkt hij toch minstens naar de volgende punten: elke index volgt de ETF en hoe wordt deze samengesteld? Hoe wordt de index gevolg, via derivaten of kopen ze de onderliggende effecten? En in dat laatste geval, wordt dan de volledige index gekocht of wordt er een beperkt aantal indexnamen gekocht die zo goed mogelijk de index volgen? Wat zijn de kosten? Waar is de ETF gevestigd (in verband met dividendbelasting)? Wordt er aan uitlenen van effecten gedaan en zo ja hoe worden de risico’s beheerst en de inkomsten daarvan verdeeld?
Dat zijn een overzichtelijk aantal punten waar de belegger naar kan (en zou moeten) kijken, maar steeds meer partijen vechten om de sterk groeiende taart. Dat maakt het leven van de belegger niet makkelijker. Bovendien proberen die partijen zich te differentiëren van de toenemende concurrentie door de zaken net iets anders aan te pakken.
Bijvoorbeeld door een andere index te volgen, een gelijk gewogen methodiek te hanteren in plaats van een marktgewogen, door duurzaamheid te integreren of door de concurrentie aan te gaan op kosten. Allemaal zaken die bijdragen aan meer keuzes voor de belegger, maar die ook meer uitzoekwerk met zich meebrengen. Dus actief of passief, iedere belegger zal uiteindelijk het nodige huiswerk moeten doen.
Deze column verscheen ook op Finanzen.nl
Lees ook eerdere columns van Ronald van Genderen: