Voor het antwoord op die vraag hebben we gekeken naar historische overrendementen voor beleggingsfondsen in 25 obligatiecategorieën in Europa, Azië, Afrika en de Verenigde Staten over voortschrijdende driejaarsperioden van januari 2002 tot oktober 2017. Het onderzoek omvat 5.133 open-end beleggingsfondsen.
Uit het onderzoek bleek dat in 13 van de 25 categorieën het gemiddelde fonds zijn categorie-index versloeg op bruto-basis. De actieve beleggingsaanpak lijkt dus waarde toe te voegen. Maar als we de kosten van dat brutorendement aftrekken, dan verandert het beeld dramatisch. Na aftrek van kosten blijkt in geen enkele categorie het gemiddelde fonds zijn benchmark te verslaan. Dat is een teleurstellend gegeven voor de actieve obligatiebelegger.
(klik op afbeelding voor vergroting)
Als we vervolgens kijken naar de waarschijnlijkheid van outperformance op langere termijn, dan ontstaat een extra complicatie door fondsen die worden opgeheven of fuseren tijdens de onderzoeksperiode. Daarom zijn succes ratio's, die meten welk percentage fondsen zowel hebben weten te overleven als de categorie benchmark hebben weten te verslaan, een betere weergave van de prestaties. De succes ratio's in onze studie bewegen zich tussen 9 en 49%, waarbij sommige van de lagere ratio's te vinden zijn in de categorieën high yield en opkomende markten.
(klik op afbeelding voor vergroting)
Obligatiecategorieën met een lager risico zijn geschikter voor een passieve aanpak, terwijl de avontuurlijkere categorieën kansen bieden voor actieve fondsbeheerder.
Rol van kosten
Voortbouwend op het thema kosten hebben we een subset van categorieën vastgesteld waarin kosten een grotere impact op het nettorendement hebben dan de deskundigheid van de fondsbeheerder. Dat pleit voor een aanpassieve aanpak voor die categorieën. Dat zijn meestal investment grade staats- of diversified obligatie groepen, die een lager rendement kennen en die daarnaast ook een geringere dispersie kennen tussen de best en slechst presterende fondsen.
In meer divers samengestelde peer groups is de goedkope passieve optie vaak te prefereren boven het typische actieve fonds, maar er is nog altijd ruimte voor de actieve manager om waarde toe te voegen - als de kosten ten minste redelijk zijn. Bijvoorbeeld in sommige bedrijfsobligatiecategorieën lukt het het gemiddelde actieve fonds niet om indruk te maken, maar actieve fondsen in het bovenste kwintiel hebben bemoedigender resultaten behaald, waarbij ze af en toe zelfs hun categorie index met meer dan 100 basispunten wisten te verslaan, na aftrek van kosten.
Volatiliteit
In een landschap waar volatiliteit en transactiekosten hoog zijn, blijken zowel actieve als passieve fondsen moeite te hebben om hun index bij te benen, maar om verschillende redenen. Bij high yield obligaties, die specifiek gericht zijn op de grootste, meest liquide uitgevers, hebben passieve fondsen een groot deel van het rendement van de index niet weten te halen. Intussen waren actieve manager wat beter toegerust om de inefficiency en de illiquiditeit van de markt te benutten. Dat leidt tot de conclusie dat ook als het zijn niet niet weet te verslaan, het gemiddelde actieve fonds nog altijd te prefereren is boven het gemiddelde passieve fonds.
Binnen de categorie opkomende markten obligaties zijn de meeste actieve fondsen simpelweg te duur om kans van slagen te hebben. Ook fondsen in het bovenste kwartiel van deze categorieën hebben het slechter gedaan dan vergelijkbare ETF's na kosten. Ddat suggereert dat passieve producten interessanter zijn, ook als ze niet in staat zijn om hun index helemaal te evenaren.
De volledige studie vindt u hier:
Lees meer over obligaties:
- Zijn flexibele obligaties interessant alternatief als rente stijgt?
- Top 5 Europese bedrijfsobligaties