De zogenoemde behavioral finance is een industrie geworden in de laatste jaren met als productie een reeks aan wetenschappelijke artikelen en geleerde boeken die uitleggen waarom mensen financiële beslissingen nemen die tegen hun eigen belang ingaan.
Het concept is niet nieuw. Benjamin Graham (grondlegger van beleggingsanalyse, red.) portretteerde Dhr. Markt (en wie is dat anders dan jij en ik) als een kerel die last heeft van stemmingswisselingen: van overdreven optimistisch tot irrationeel pessimistisch. De sleutel voor Graham – en zijn discipel Warren Buffet – is geduld.
Zoals Buffet zei in een interview met BusinessWeek in 1999, “Succes is bij beleggen niet afhankelijk van het I.Q. als dat boven de 25 ligt. Als je over een middelmatige intelligentie beschikt, heb je vervolgens het temperament nodig om controle uit te oefenen over de impulsen die andere mensen in de problemen brengen bij het beleggen.” Zijn partner bij Berkshire Hathaway Chalie Munger slaat nooit een gelegenheid over om Robert Cialdini’s boek “Influence” aan te bevelen waarin wordt onderzocht waarom mensen toegeven aan druk van anderen.
Toch is het zo dat, ondanks alle waarschuwingen, beleggers doorgaan met gedragspatronen die ze in moeilijkheden brengen. Laten we een paar van die contraproductieve activiteiten eens onder de loep nemen, zodat we alvast onze gedachten over goede voornemens voor volgend jaar kunnen voeden.
Te vaak portefeuilles controleren
Ik ben de eerste die toegeeft dat ik hier aan ook schuldig ben. Ik kijk tenminste enkele keren per dag naar mijn aandelen en ken dus uit de eerste hand de psychologische pijn die dit kan veroorzaken. Het probleem is dat mensen in het algemeen een aversie hebben tegen verliezen en dat de negatieve gevoelens van een verlies van EUR 50 sterker zijn dan de positieve gevoelens bij EUR 50 winst.
Dit concept vormt de basis voor de prospect theorie die ontwikkeld werd door Nobel-laureaten Daniel Kahneman en Amos Tversky in 1979. Richard Thaler en Shlomo Benartzi deden de volgende stap en onderzochten of de frequentie waarmee een belegger zijn posities evalueert van invloed is op hoe goed hij zijn verliezen kan verduren. Het blijkt dat degene die zijn mentale boekhouding met korte tussenpozen bijwerkt, ook als hij voor de langere termijn belegt, lagere rendementen behaalt.
Opnieuw is dit niks nieuws. Buffet heeft gezegd dat hij het niet erg zou vinden als de markt voor een paar jaar dicht zou gaan. Velen van ons, echter, lopen de kans om iedere dag gekweld te worden door onze beleggingsbeslissingen. Nassim Taleb, die een hedge fund (Empirica Capital) beheert dat zijn geld verdient door korte termijn verliezen uit te zitten, wijst in zijn boek “Fooled by Randomness” erop dat de kans dat de markt een positief rendement laat zien op een gegeven dag maar iets groter is dan een half. Als verliezen dubbel zo hard aankomen, hebben mensen die iedere dag hun portefeuille controleren veel meer te verduren dan dat zij plezier hebben. Thaler en Benartzi berekenen dat de psychische kosten van het evalueren van een portefeuille op dagelijkse basis 5,1% per jaar bedragen versus 0,6% voor degene die zijn portefeuille eens in de tien jaar evalueert. De verliezen kunnen voor degene die dagelijks naar zijn portefeuille kijkt, kunnen nog verder oplopen omdat de risicopremie van deze beleggers hoger ligt.
Doe uzelf een plezier en probeer de dwang om de waarde van uw portefeuille real time te volgen te weerstaan. Deze dienstverlening mag gratis zijn, de kosten kunnen hoog oplopen.
Te vaak handelen
Vaak evalueren, leidt vanzelf tot vaak handelen. Terrance Odean en Brad Barber bestuurderden de mate van activiteit bij 66 000 klanten bij een grote discount broker van 1991 tot 1996 en kwamen tot de conclusie dat “Handelen slecht is voor je gezondheid”.
B Ze vonden dat individuen die veelvuldig handelen (maandelijkse omzet boven de 8,8%) netto per jaar 11,4% verdienden gedurende die periode, terwijl inactieve accounts 18,5% opleverden. Transactiekosten, in de vorm van provisie en verliezen op de bid-ask spread, waren voor het grootste deel verantwoordelijk voor het verschil. Deze kosten zijn waarschijnlijk wel gedaald sinds 1996 nu er meer goedkope handelsmogelijkheden zijn, maar kosten blijven drukken op de behaalde rendementen.
Maar beleggers profiteren toch van het verruilen van minder aantrekkelijke aandelen voor betere, of niet? Nee. De feiten zijn dat Odean en Barber vonden dat, wanneer transactiekosten buiten beschouwing worden gelaten, de nieuw gekochte aandelen het minder goed deden dan de verkochte aandelen! Dat vraagt om een herhaling: Vaak handelen leidt niet alleen via hogere kosten tot minder hoge rendementen, maar ook tot lagere rendementen als er geen kosten zouden zijn.
Hoe zou dit kunnen? Odean en Barber geloven dat deze bevinding de overmoed van beleggers als het gaat om interpreteren van informatie weerspiegelt. Het is duidelijk dat snelle handelaren ondoordachte beslissingen nemen – men zou verwachten dat ze alleen zouden handelen als de extra opbrengsten tenminste opwegen tegen de kosten – maar dat was duidelijk niet het geval in de onderzochte gevallen. Maar weerspiegelen hoge omzetten zelfvertrouwen of juist het gebrek hieraan?
Beleggers in de studie van Odean en Barber verkochten in de meerderheid van de gevallen winnaars. Dit komt door de wens om “winst te nemen”, terwijl het accepteren van verliezen veel moeilijker is. (Philip Fisher schrijft in zijn prima boek “Common Stocks and Uncommon Profits” dat “meer geld verloren is door beleggers door aandelen die ze eigenlijk niet willen te lang vast te houden totdat ze quitte spelen dan vanwege andere redenen”.) Zo’n trend is in lijn met bijziendheid in het geval van verliezen: men verwacht eerder verliezen bij een aandeel dat gestegen is dan bij een aandeel dat gedaald is. Deze houding sluit ook aan bij de eigenschap van beleggers om aandelenkoersen te vergelijken met nietszeggende ijkpunten als bijvoorbeeld de koers waarop is gekocht.
Het zou allicht zo kunnen zijn dat beleggers niet veel vertrouwen hebben in hun eigen inzicht in hun beleggingen en zich simpelweg zorgen maken dat ze hun winsten verliezen. Ze voelen zich dan beter als ze een overstap maken naar een belegging die door anderen wordt aanbevolen.
Afgeleid worden door glimmende voorwerpen
Er zijn duizenden aandelen. Beleggers kunnen die allemaal niet kennen, het is zelfs een uitdaging om enkele goed te kennen. Men wordt echter gebombardeerd met koopideeën van banken, televisie, tijdschriften, websites en andere bronnen. Natuurlijk vinden sommige beleggers het laatste idee dat ze hebben gehoord een betere belegging dan het aandeel dat ze al bezitten (helemaal als die al gestegen is) en doen ze een trade. Ongelukkigerwijs is het aandeel in veel gevallen in de publieke belangstelling gekomen doordat het in de voorgaande periode sterk is gestegen in koers. Wanneer dit gevolgd wordt door een correctie tot normale niveau’s, branden de nieuwe beleggers zich.
Het is niet zo dat een belegger noodzakelijkerwijs zijn aandelen moet aanhouden, wat hij ook bezit. Sommige aandelen moeten verkocht worden omdat de vooruitzichten van de onderneming zijn verslechterd of omdat de koers is opgelopen tot boven de werkelijke waarde van het aandeel. Het is duidelijk dat veel particuliere (en institutionele) beleggers zichzelf in de vingers snijden door te veel koop- en verkoopbeslissingen om niet valide redenen. We kunnen allemaal veel beter beleggen als we aandelen zorgvuldiger selecteren en vervolgens ons niets aan te trekken van de ruis om ons heen.