De onzichtbare kosten van ETFs

De kostenratio is een goed meetinstrument voor de kosten van een ETF. Maar er zijn nog enkele onzichtbare kostenfactoren die beleggers vaak over het hoofd zien. 

Abraham Bailin, ETF Analyst 27 juni, 2012 | 6:51
Facebook Twitter LinkedIn

Wie een belegging wil doen, zijn strategie heeft uitgestippeld en de spreiding van zijn kapitaal heeft bepaald, wordt vervolgens geconfronteerd met de vraag welke waarden hij het beste in zijn portefeuille kan opnemen. Er zijn heel wat factoren die hij in overweging moet nemen en de kostenfactor is één van de belangrijkste.


Dit zal u zeker niet verbazen. De kosten die met het samenstellen van een portefeuille gepaard gaan, zijn altijd een essentiële bekommernis geweest. Dat was al het geval in 1975, toen Jack Bogle The Vanguard Group oprichtte en de opbouw van zijn beleggingsimperium baseerde op lage beleggingskosten. Uit onderzoek van Morningstar is ook de overtuiging ontstaan dat de kosten een groot verschil kunnen uitmaken. We hebben vaak vastgesteld dat de kostenfactor op lange termijn een uitstekende voorspeller van relatieve resultaten is en dat fondsen met lagere vergoedingen hun concurrenten vaak overtreffen qua rendement.


In het ETF-segment van de beleggingswereld kunnen kosten traditioneel worden weergegeven in één woord: kostenratio. Vele beleggers beschouwen de kostenratio als de enige parameter voor de kosten van een ETF. Globaal genomen is de kostenratio ook een goed meetinstrument. Er zijn echter nog enkele onzichtbare factoren die vaak over het hoofd worden gezien maar voor de belegger toch een reële kostenfactor vormen.


Laat me de kwestie enigszins anders bekijken. Mijn stelling is dat wie de kosten van een ETF wil kennen, zich niet alleen mag afvragen welke kosten worden aangerekend. Vraag juist ook af wat u aanvankelijk hoopte te ontvangen en of dit overeenkwam met wat het product historisch heeft opgeleverd.


Geraamde portefeuillekosten

De meeste ETFs zijn indexfondsen en idealiter zouden deze fondsen het rendement van hun index moeten nabootsen minus de kostenratio. Morningstar heeft een parameter ontwikkeld die de kloof tussen het rendement van het ETF en dat van de index meet onder de noemer 'Geraamde portefeuillekosten'. Naast de kostenratio omvatten de geraamde portefeuillekosten ook de gemaakte kosten voor het repliceren van de index. Indices met een hoog verloop of minder liquide componenten kunnen duurder zijn om na te bootsen. Van fondsen die dit soort indices trachten te repliceren, kan men verwachten dat de geraamde portefeuillekosten hoger zijn dan de kostenratio.


Ter illustratie vergelijken we twee fondsen die zeer vergelijkbare indices tracken, namelijk de Dow Jones U.S. Total Stock Market en de Dow Jones U.S. Index. Ze worden gerepliceerd door respectievelijk SPDR Dow Jones Total Market ETF (TMW) en iShares Dow Jones U.S. Index Fund (IYY). Aangezien deze referentie-indices grote overeenkomsten vertonen, kunnen ze allebei worden gebruikt om dezelfde blootstelling te krijgen. Over de afgelopen drie jaar vertoonden ze steeds een correlatie van 1,00. Beide fondsen rekenen per jaar exact 20 basispunten aan. Sinds het begin van het jaar tot nu heeft IVY 7 basispunten minder goed gepresteerd dan de index. We zijn nu ongeveer halverwege het jaar en we stellen vast, dat de tracking error erg dicht in de buurt ligt van de jaarlijkse vergoeding van het product. Het product van SPDR heeft sinds het begin van het jaar zelfs 18 basispunten slechter gepresteerd dan zijn index.


Deze grotere achterstand is wellicht toe te schrijven aan het feit dat het fonds van SPDR een over de hele markt aanwezige index trackt, die dus alle voor de beleggers beschikbare Amerikaanse waarden omvat (in totaal 3718 effecten). Het fonds van iShares repliceert een index die slechts de top 95 procent van de beschikbare marktkapitalisatie omvat, dat wil zeggen slechts 1340 effecten. We denken daarom dat de reden voor de grotere achterstand van het SPDR-fonds ten opzichte van de index gezocht moet worden in het feit dat smallcapaandelen moeilijker te repliceren zijn vanwege hun lagere liquiditeit.


Globaal genomen kan het verschil in rendement tussen het ETF en de index als een soort bijkomende kostenfactor worden opgevat. Men mag echter niet uit het oog verliezen dat deze cijfers van jaar tot jaar kunnen verschillen en soms zelfs positief kunnen uitvallen. Significante en voortdurende afwijkingen van de verwachte niveaus van resultaatsoverschrijdingen zouden argwaan moeten wekken. Een goede manier om potentiële afwijkingen van de index te meten is de parameter 'Tracking Volatility', de volatiliteit van de rendementsoverschrijdingen in de tijd.

Ook in dit geval zouden we, gezien de grotere blootstelling van TMW aan smallcaps, verwachten dat dit fonds een hogere Tracking Volatility zou vertonen dan het fonds van iShares. Beleggers die naar het beste ETF (indexfonds) op zoek zijn, zouden dus beter af zijn met het iShares-fonds. Wie meer verwacht van smallcaps en zijn heil in een dergelijke blootstelling zoekt, kan voor het SPDR-fonds kiezen. Dat dit ETF niet even goed repliceert als het iShares-product, moeten ze dan maar op de koop toe nemen.


Impact van de markt

Een tweede onzichtbare kostenfactor heeft te maken met de liquiditeit van het product. Men kan liquiditeit definiëren als de gevoeligheid van de koers van een effect voor een aankoop- of verkooptransactie. Van activa die in grote hoeveelheden kunnen worden aangekocht of verkocht zonder dat dit een grote impact heeft op de prijs van het effect, kan men zeggen dat ze zeer liquide zijn. Anderzijds zijn activa waarvan de koers sterk stijgt of daalt als er relatief kleine hoeveelheden worden gekocht of verkocht, illiquide te noemen.


Als het ordervolume voor aan- of verkoop hoger ligt dan het aantal aandelen dat aan de aantrekkelijkste prijs wordt aangeboden (voor kopers de laagst beschikbare prijs, voor verkopers de hoogst beschikbare prijs), dan moet u de op één na aantrekkelijkste prijs aanvaarden om uw order rond te krijgen.

Een voorbeeld: u wenst 10 aandelen te kopen van het indexfonds XYZ. Het beste aanbod is 5 dollar per aandeel. Er zijn 5 aandelen beschikbaar tegen die prijs. U koopt ze alle vijf. Maar om uw order rond te maken, moet u nog vijf aandelen kopen. De op één na aantrekkelijkste prijs is 6 dollar per aandeel. Er zijn 17 aandelen beschikbaar tegen 6 dollar. Om uw order rond te maken, koopt u dus nog vijf aandelen tegen 6 dollar. De totale aankoopprijs van uw order bedraagt dus 55 dollar. Door aandelen aan te kopen, joeg u de prijs de hoogte in. Uw deal had dus een impact op de marktprijs.


Illiquide markten kunnen zeer grote gevolgen hebben. In het bovenstaande voorbeeld wilde u oorspronkelijk aandelen van XYZ kopen tegen 5 dollar, maar om uw order te vervolledigen, moest u de helft van uw order aankopen tegen 6 dollar. Als we ervan uitgaan dat u geen transactiekosten hoefde te betalen, dan gaf u in totaal 55 dollar uit om 10 aandelen te kopen. Indien u had verwacht de volledige order te kunnen uitvoeren tegen de oorspronkelijke 5 dollar per aandeel, dan heeft de deal u 10 procent meer gekost dan verwacht. Dit is een goed voorbeeld van hoe de marktliquiditeit een reële kostenfactor kan betekenen.


Er bestaan weliswaar geavanceerde statistische meetmethoden om de impact van marktkosten te meten en projecteren, maar de particuliere belegger die een duidelijke langetermijnvisie heeft, heeft daar geen behoefte aan. Globaal genomen kan volume dienen als leidraad voor liquiditeit. Wie belegt in ETFs met hogere gemiddelde dagelijkse handelsvolumes, zal evenwel veel minder zijn blootgesteld aan de impact van deze marktkosten.


Samengevat: beste praktijken

Het is niet onze bedoeling het belang van de fundamentele kostenratio op de keuze van uw beleggingen te minimaliseren. We zijn echter van mening dat er bijkomende kosten zijn die vaak minder transparant zijn maar toch niet onderschat mogen worden. Wie zijn beleggingsbeslissingen uitsluitend baseert op jaarlijkse vergoedingen, moet zich goed bewust zijn van het feit dat negatieve rendementsoverschotten een niet te onderschatten kostenfactor kunnen betekenen bovenop de kostenratio.

Dat negatieve rendement kan in de loop van de tijd weliswaar flink schommelen, maar men moet terdege rekening houden met belangrijke buitensporige of aanhoudende negatieve rendementsoverschrijdingen. En verlies ook de impact van uw eigen handelsactiviteiten op het ETF niet uit het oog. Als u grote volumes verhandelt, kunt u maar beter bij de meest liquide alternatieven blijven om de impact van uw eigen marktkosten te minimaliseren.


Meer leren over de ins and outs van ETFs. Blader dan door Morningstar's ETF Bibliotheek.

Facebook Twitter LinkedIn

Over de auteur

Abraham Bailin, ETF Analyst  Abraham Bailin, ETF Analyst

© Copyright 2024 Morningstar, Inc. Alle rechten voorbehouden.

Voorwaarden        Privacybeleid        Cookie Settings        Beleidsdocumenten