Opgepast voor de valkuilen van ETFs met lage volatiliteit

ETFs die een lage volatiliteit beloven zijn sinds kort erg populair. Beleggers moeten zich echter wel bewust zijn van de risico's die met hun referentie-indices gepaard gaan.

Hortense Bioy, CFA 16 mei, 2013 | 10:40
Facebook Twitter LinkedIn

 

Het aantal ETFs met zogenaamde 'slimme bèta' is de afgelopen jaren fors toegenomen. In die categorie konden fondsen met lage volatiliteit (low volatility) op aanzienlijke belangstelling van beleggers rekenen die wilden beleggen in aandelen, maar met een ingebouwde bescherming tegen koersdalingen. Strategieën met lage volatiliteit waren vooral populair bij beleggers die sinds de marktcrash van 2007-2008 op de blaren zitten en nog erg sceptisch zijn over hoge koersschommelingen. Maar die zich toch opnieuw op de aandelenmarkt moeten begeven voor de kapitaalgroei op lange termijn waar deze aandelencategorie doorgaans voor staat.

Volgens academische studies behalen lagevolatiliteitsindices op lange termijn een beter rendement dan de markt, met hogere voor risico gecorrigeerde rendementen op de koop toe. Op zich klinkt dit schijnbaar onlogische resultaat bijzonder interessant. Maar het kan misleidend zijn. Aandelen met een lage volatiliteit kunnen eveneens perioden van significante underperformance meemaken. Als gevolg gaan fondsen die deze indices volgen of als referentie-index gebruiken, gepaard met potentiële risico's en valkuilen die beleggers goed moeten begrijpen.

Sectorconcentratie
Het grootste risico dat zeker moet worden vermeld, is sectorconcentratie. Fondsen met als thema 'lage volatiliteit' zijn doorgaans erg geconcentreerd in defensieve aandelen. Neem bijvoorbeeld drie Europese ETFs die met een beheerst risico een blootstelling verschaffen aan de S&P 500: het SPDR S&P 500 Low Volatility ETF (LOWV), het Ossiam ETF US Minimum Variance NR (LUMV) en het iShares S&P 500 Minimum Volatility ETF (MVUS). Zoals hun naam doet vermoeden, volgen ze verschillende methodes wat leidt tot significante verschillen in sector- en aandelenposities ten opzichte van de S&P 500.

Met een gecombineerde weging van 64 procent in aandelen uit de sectoren nutsvoorzieningen, basisconsumptiegoederen en gezondheidszorg heeft het SPDR ETF de sterkste concentratie in defensieve sectoren, gevolgd door de ETFs van Ossiam en iShares met respectievelijk zo'n 52 en 42 procent. Hiertegenover staat een weging van defensieve aandelen van 27 procent voor de S&P 500.

Het spreekt dan ook voor zich, dat die verschillen in samenstelling op het vlak van sectoren en aandelen ten opzichte van de belangrijkste benchmark betekenen dat de fondsen verschillende rendementen zullen behalen, afhankelijk van de marktomgeving. Wanneer beleggers de voorkeur geven aan defensieve aandelen ten opzichte van cyclische aandelen, wat vaak het geval is in tijden van extreme marktonzekerheid, zouden ETFs met lage volatiliteit naar verwachting uitstekend moeten presteren.

Dit jaar houdt die stelling voorlopig zeker stand. Door zijn zware voorkeur voor defensieve waarden heeft het SPDR S&P 500 Low Volatility ETF sinds januari een winst van 12,8 procent geboekt, waarmee het beter presteert dan zijn rivalen van Ossiam en iShares, die een rendement van respectievelijk 12,6 en 11,9 procent registreren, én de S&P 500-index, die over dezelfde periode 10,6 procent stijgt. Maar in een scenario dat de eerste kenmerken van een solide bull market vertoont en defensieve aandelen niet langer populair zijn, zullen deze lagevolatiliteitsfondsen wellicht zwakker presteren en het SDPR ETF wordt waarschijnlijk het zwaarst getroffen.

Overgewaardeerd
Er heerst tegenwoordig bezorgdheid dat beleggers hun toevlucht zoeken in producten met als thema 'lage volatiliteit' omdat aandelen met een lage volatiliteit onlangs uitstekende resultaten hebben geboekt. Helaas weten we dat het najagen van rendement en het inzetten op recente winnaars maar zelden een strategie voor succes is. Door de aanzienlijke kapitaalinstromen de laatste tijd richting aandelen met een lage volatiliteit zijn er overigens - als we naar de fundamentals kijken - steeds meer aanwijzingen dat deze aandelen stilaan overgewaardeerd zijn. En louter vanuit een timingstandpunt is dit misschien niet het beste moment om in dit segment van de markt te beleggen. Zodra een eerste teken wijst op een sterke marktrally kan makkelijk worden voorspeld dat beleggers de markt al even snel verlaten als betreden.

Tot slot nog een waarschuwing. Naarmate het aanbod van in Europa beschikbare ETFs met lage volatiliteit zich uitbreidt, wordt het steeds moeilijker om het juiste product uit te kiezen. Hoewel al deze fondsen trachten om het risico binnen een bepaalde aandelenallocatie tot een minimum te beperken, hanteren ze daarvoor allemaal een andere benadering, wat tot erg verschillende risico/rendement-profielen kan leiden. Het is voor beleggers - en hun adviseurs - dan ook van cruciaal belang om een grondige due diligence uit te voeren, en goed te begrijpen wat ze kopen.


Lees ook over low volatility fondsen de column Tegennatuurlijk van San Lie: Het kostte mij even tijd om te bevatten dat je met een laag risico een hoog rendement kunt realiseren. Toch lijken de feiten van twee low volatility fondsen van Invesco en Robeco voor zich te spreken.


Dit Morningstar-artikel is voor het eerst verschenen in Morningstar Investment Adviser.

Facebook Twitter LinkedIn

Over de auteur

Hortense Bioy, CFA

Hortense Bioy, CFA  is director of passive fund research in Europe.

© Copyright 2024 Morningstar, Inc. Alle rechten voorbehouden.

Voorwaarden        Privacybeleid        Cookie Settings        Beleidsdocumenten