Fondshuizen is er veel aan gelegen om uitstroom te voorkomen en een daling van het beheerde vermogen tegen te gaan. De snelste manier om vermogen te verliezen is door significant achter te blijven bij de benchmark, vooral nu beleggers eenvoudig kunnen overstappen naar ETFs. De makkelijkste manier om grote underperformance ten opzichte van de benchmark te vermijden, is door dicht tegen de index aan te schurken.
Dat is wat veel beleggingsfondsen dan ook deden, terwijl ze wel als doelstelling bleven verkondigen om over een gestelde beleggingshorizon de benchmark met een bepaald percentage te verslaan. Dat was dus in veel gevallen praktisch onmogelijk. De introductie van de maatstaf “active share” en de opkomst van ETFs heeft ervoor gezorgd dat actieve managers genoodzaakt waren om uit hun schulp te kruipen en te doen waarvoor ze betaald werden, namelijk actief beleggen.
Active Share
De term “active share” is in 2006 geïntroduceerd en laat op aandelenniveau zien of een Beleggingsfonds actieve posities inneemt, waarbij een score van 100 procent betekent dat er totaal geen overlap is tussen het beleggingsfonds en de benchmark. Een score van 0 procent betekent dat het beleggingsfonds in dezelfde namen belegt als de index en ook in dezelfde verhoudingen. Des te hoger de active share, des te actiever het beleggingsfonds.
Deze maatstaf is een prima aanvulling op de al langer bekende tracking error, wat de standaarddeviatie is van de verschillen tussen de rendementen van het beleggingsfonds en de benchmark. De tracking error geeft daarmee aan in hoeverre een beleggingsfonds zich blootstelt aan systematische risico’s, zoals afwijkende sector- en landenwegingen en stijlafwijkingen (waarde- versus groeiaandelen). Ook hier geldt, des te hoger de tracking error, des te actiever het beleggingsfonds.
Active share en tracking error benaderen actief beheer dus vanuit een verschillend perspectief. Door deze maatstaven te combineren kan worden aangetoond of een actief beleggingsfonds ook daadwerkelijk actief wordt beheerd (hetzij via aandelenselecties, hetzij via verschillen in positionering of een combinatie hiervan), of dat u een hoge beheervergoeding betaald voor een verkapte indextracker.
Waar voor uw geld
Dat active share de aanbieders van actieve beleggingsfondsen in beweging heeft gezet wordt mij als fondsanalist bij Morningstar bij ieder bezoek aan een fondshuis weer duidelijk. Met gepaste trots wordt aangetoond dat de beleggingsfondsen steeds actiever zijn geworden, maar dus feitelijk pas sinds enkele jaren doen waarvoor u ze betaald. Dat bij sommige beleggingsfondsen het roer radicaal omging, bleek wel toen wij het Belgische Dexia Asset Management bezochten.
De aandelenfondsen werden voorheen gekenmerkt door zeer breed gespreide portefeuilles die nauwelijks actief te noemen waren. Dexia Equities B BRIC bijvoorbeeld, had in 2009 ruim 200 posities in de portefeuille en belegde slechts 2,5 procent van het fondsvermogen buiten de benchmark. Met een tracking error van 2 procent en een active share van 19 procent kleefde dit fonds aan de index. Het was dan ook geen verrassing dat er na kosten voor beleggers een teleurstellende underperformance van 2,77 procent per jaar resteerde.
Sinds 2011 is er een nieuwe wind gaan waaien bij het fondshuis, waarbij men het proces rigoureus heeft gewijzigd. Het aantal posities daalde naar 70 namen per november 2013, er wordt momenteel 12 procent van het fondsvermogen buiten de benchmark belegd, de tracking error is opgelopen naar 3,5 procent en de active share naar 58 procent. Zeker een stap in de juiste richting.
Toenemende bewegingsvrijheid en actiever beleid zijn echter geen garantie voor succes. Het is geen doel op zich maar slechts een randvoorwaarde om een eventuele outperformance ten opzichte van de benchmark te behalen. Een actieve keuze kan immers goed of slecht uitpakken, waardoor de kans op afwijkende uitslagen (zowel naar boven als beneden) groter wordt.
Betere prestaties
Een voorbeeld van een beleggingsfonds waarbij het actievere beleid heeft geresulteerd in betere prestaties is Robeco Global Premium Equities, dat eerder beleggingsfonds van de week was. Dit beleggingsfonds wordt sinds juli 2008 beheerd door Christopher Hart, die het proces herstructureerde, waardoor het beleggingsfonds sindsdien wordt beheerd met benchmark-onbewuste benadering. Hij wijkt op sectorniveau niet heel sterk af, maar wel op aandelenniveau. Door de goede aandelenselecties heeft dit fonds als een van de weinige beleggingsfondsen de MSCI World benchmark weten te verslaan over drie en vijf jaar.
Dat actiever beheer niet altijd loont wordt duidelijk wanneer we kijken naar de prestaties van het SNS Nederlands Aandelenfonds. Corné van Zeijl beheert dit fonds sinds oktober 2003 en sinds januari 2012 krijgt hij ondersteuning van Mariëtte Maassen. De reden van de teamuitbreiding was dat het fonds meer ruimte kreeg om actiever te gaan beleggen, nadat het al die jaren met beperkte bewegingsvrijheid werd beheerd (tracking error van 2 procent, active share ± 7 procent).
Hoewel het aantal vrijheidsgraden voor de beheerders sinds januari 2012 is toegenomen (tracking error 4 procent, active share doel van 15-20 procent) heeft men hier maar beperkt gebruik van gemaakt. Zo bedraagt de active share per november 2013 slechts 13 procent. Hoewel het moeilijker is om in een geconcentreerd universum met enkele zwaargewichten in de index een echt hoge active share te genereren, is de mate van actief beheer voor dit fonds erg laag, ook vergeleken met andere beleggingsfondsen die in Nederlandse aandelen beleggen.
Dat men in de oude situatie de benchmark niet kon bijhouden vanwege de zeer beperkte bewegingsvrijheid is niet verwonderlijk, maar dat men de extra bewegingsruimte die nu verworven is niet volledig benut roept vraagtekens op. Daar komt nog bij dat dit fonds slechter is gaan presteren ten opzichte van de benchmark naarmate de beheerders meer vrijheid kregen om zich te positioneren. Hoewel de nieuwe situatie pas relatief kort van kracht is, bieden de eerste resultaten weinig reden voor optimisme.
Deze column verscheen eerder op www.belegger.nl.