Wereldkampioen worden, wie wil het niet. De komende weken strijden 32 teams om die felbegeerde titel en veel instituten – van wetenschappers tot banken – hebben hun rekenmodellen aan het werk gezet om het meest kansrijke team te bepalen.
Er was een tijd dat ik daar ook heel goed in was. Bij de eerste serieuze voetbalpool waar ik tijdens mijn werkende bestaan aan deelnam, won ik meteen de hoofdprijs. Het was 1998, en ik had Frankrijk getipt als wereldkampioen. Twee jaar later was het weer raak: bij het EK van 2000, dat indertijd in Nederland en België werd gehouden, had ik wederom Frankrijk als kampioen getipt.
Hoewel het track record er misschien was, en de verleiding groot, heb ik hier (achteraf gezien) gelukkig nooit mijn beroep van gemaakt. Ik bleek de succesreeks niet te kunnen doortrekken, en heb voor zover ik mij kan herinneren sindsdien nooit meer een voetbalpool gewonnen.
Veel beleggers denken ook op basis van een paar (beginners)succesjes een winnende strategie te hebben uitgevonden. Ze hebben ooit een aandeel gekocht dat het leuk deed, en ook het volgende aandeel presteerde fraai. Na een paar leuke ritjes wordt het echter steeds moeilijker eerdere successen te evenaren. Het eerste aandeel waarvan de koers begint te dalen wordt nog even aangehouden… “het komt wel weer goed”. Maar al snel dient zich een tweede aandeel aan waarvan de koers in de min duikt, en voor je het weet zit je met een hele portefeuille vol bleeders.
Net als een succesvol voetbalteam, wordt een succesvolle beleggingsportefeuille gevormd op basis van een duidelijke strategie en heldere lijnen. Een stevige basis die wel tegen een stootje kan is daarbij cruciaal. Maar vergeet vooral de wisselspelers niet: het tijdig inzetten van de juiste speler op het juiste moment kan uiteindelijk het verschil maken. Met een goede strategie kan iedereen kampioen worden.
Deze column verscheen eerder in De Telegraaf.