De kracht van een ETF is de eenvoud. Door simpelweg de index te volgen weet je één ding zeker: je zult de index nooit verslaan. Maar daar staat tegenover dat veel actief beheerde beleggingsfondsen dit ook niet doen en feitelijk hun geld niet waard zijn. If you can’t beat them, join them.
De eerste ETF zag op 22 januari 1993 het levenslicht. State Street lanceerde de SPDR S&P 500 ETF. De portefeuille bestond simpelweg uit de 500 indexnamen van de S&P 500 in dezelfde wegingen als de index. Een fysieke replicatie van de onderliggende index die in vaktermen full replication wordt genoemd. Simpel, transparant en nog goedkoop ook, want de ETF rekent vandaag de dag als gevolg van de prijsoorlog op de ETF markt een tarief van slechts 0,0945 procent, terwijl u voor een aandelenfonds dat belegt in Amerikaanse aandelen het tienvoudige betaalt, namelijk gemiddeld 1 procent.
Sindsdien is er veel veranderd in ETF-land. Het totale beheerd vermogen in ETFs is opgelopen tot USD 2600 miljard, verdeeld over ongeveer 4000 ETFs. Vooral in Amerika is de groei sterk geweest. In Europa begint de ETF trein ook op gang te komen.
ETFs simpel?
Maar met de toename van het aantal ETFs is ook de variatie in het aanbod fors toegenomen. Simpel, transparant en goedkoop zijn eigenschappen die nu niet zonder meer aan alle ETFs kunnen worden toegeschreven. Zo kunnen beleggers nu ETFs kopen op brede indices, maar ook op (te) geconcentreerde sectoren of thema’s waarvan niet helder is waar de ETF nu in belegd. Kunt u mij precies vertellen waarin u belegt wanneer u de Barclays Women in Leadership ETF of de FaithShares Christian Values ETF koopt? Of wat het verschil is tussen funded en un-funded swaps? Of wat de term dividendlekkage behelst? Simpel hè, die ETFs…
ETFs transparant?
De transparantie is ook niet in alle gevallen even goed voor een belegger die minder ervaring heeft met beleggen en simpelweg een ETF wil kopen die een bepaalde index volgt. Zo kan een belegger die blootstelling wil aan Emerging Markets de db x-trackers MSCI BRIC kopen, die belegt in aandelen uit Brazilië, Rusland, India en China. Tenminste, dat is wat u verwacht. Wie echter in de portefeuille kijkt, ziet dat 20 procent in obligaties is belegd en dat Zweden, Australië en de VS de top-3 landen in de portefeuille vormen. Dat oogt heel vreemd. De index die wordt gevolgd investeert alleen in aandelen en heeft toch echt 41 procent in China zitten, 26 procent in Brazilië, 16 procent in India en 11 procent in Rusland. Wat is hier aan de hand?
De db x-tracker MSCI BRIC is geen fysieke ETF, maar een synthetische ETF. Hierbij komt het rendement van de ETF niet tot stand via de onderliggende portefeuille zoals bij een ETF met fysieke replicatie. Bij deze synthetische ETF garandeert een swap contract met een investment bank het rendement van de te volgen index, dat wordt geruild (swap) met het rendement op de onderliggende portefeuille van de ETF. Dat is lekker helder en transparant. In de basis is er echter niet zo heel veel aan de hand, maar u als belegger loopt hiermee wel een extra risico: de tegenpartij moet wel zijn afspraken nakomen. Al die constructies hebben ook voordelen: met swaps kan makkelijker blootstelling verkregen worden aan illiquide markten en synthetische ETFs maken minder kosten, waardoor de tracking error en tracking difference lager zijn dan bij fysieke ETFs, wat betekent dat deze ETFs beter in staat zijn om de onderliggende index te volgen.
Dan zijn er nog nieuwe vindingen zoals leveraged ETFs. Deze ETFs geven u een hefboom van 2 of 3 op de onderliggende index. Wanneer de onderliggende index in een jaar 10 procent stijgt, neemt uw Leveraged ETF met een hefboom van 2 met 20 prcoent toe. Niet dus. De hefboom wordt gegarandeerd op dagbasis. Dat zorgt ervoor dat het rendement van de ETF over een langere periode niet meer de hefboom heeft die op het product staat, zeker wanneer er sprake is van hogere volatiliteit (zie onderstaande tabel voor een rekenvoorbeeld met WTI-olie (West Texas Intermediate) waarbij het totaalrendement van de onderliggende index over de gehele periode 0 procent is, maar voor de ETF -1,06 procent). Leuk al die derivaten, maar intransparant en complex wordt het hierdoor wel.
(klik op tabel voor vergroting)
ETFs goedkoop?
Maar die kosten, daar kun je toch niet omheen. ETFs zijn veruit goedkoper dan beleggingsfondsen. Maar er zitten nog wel wat haken en ogen aan. De traditionele, op brede indices gefocuste ETFs zijn goedkoop. Maar des te gespecialiseerder de ETF en des te meer toeters en bellen eraan zitten, des te duurder ze worden. Voor de Boost Copper 3x Leverage Daily ETF betaalt u bijvoorbeeld 0,99 procent kosten.
En dan is er nog iets. Beleggingsfondsen worden tegen intrinsieke waarde verhandeld, terwijl ETFs beursgenoteerd zijn en dus op dezelfde wijze verhandeld worden als aandelen. Dat zorgt ervoor dat er sprake is van een bid-ask spread, wat een extra kostenfactor is voor ETF-beleggers. De grootte van die spread hangt af van de liquiditeit van de onderliggende index en de ETF zelf. Voor ETFs op Amerikaanse aandelen bedraagt de spread gemiddeld 0,25 procent, maar voor grondstoffen is deze al gemiddeld 0,79 procent. Goedkoop zijn ETFs zeker, maar niet allemaal.
Al deze voorbeelden laten zien dat met de ontwikkeling van de ETF industrie de simpelheid van het product onder druk staat. Innovatie lijkt synoniem te zijn voor toenemende complexiteit en de vraag kan gesteld worden in hoeverre deze producten in het belang van beleggers zijn gelanceerd? Wat is er mis met die oude, simpele, transparante ETF zoals die in 1993 werd geïntroduceerd? De ontwikkelingen in de markt zorgen ervoor dat beleggers goed hun huiswerk moeten doen voordat ze een ETF kopen, zodat ze weten hoe het product werkt, waarin wordt belegd en wat de risico’s zijn. Net als bij de aankoop van actief beheerde beleggingsfondsen.
Deze column verscheen eerder op www.belegger.nl.