Als je leest dat vorig jaar in de Verenigde Staten 99 procent van de netto-instroom voor obligatie- en aandelenfondsen naar passieve producten als ETFs en indexfondsen stroomde, zou je snel kunnen concluderen dat de Amerikaanse belegger massaal heeft gekozen voor passief.
In de praktijk valt dat dat mee: het gaat hard, maar per eind 2014 bedroeg het marktaandeel van passieve beleggingsfondsen 32,6 procent. Oftewel het merendeel van de Amerikaanse vermogens wordt nog steeds beheerd door actieve fondsbeheerders. Dit geldt ook voor Europa. Bij ons wordt ‘slechts’ 15,3 procent passief belegd.
Alhoewel passief beleggen duidelijk momentum heeft, moet je voorzichtig zijn met het trekken van snelle conclusies. Vooral als je een laagje dieper in de cijfers graaft, zie je opmerkelijke dingen.
Zo is de opkomst van passief sterker binnen aandelen- dan obligatiestrategieën. Bekendheid met het product speelt hier zeker een rol: de eerste aandelen-ETF werd (in de VS) gelanceerd in 1993, terwijl de eerste obligatie-ETF pas in 2002 het licht zag.
Wat ook opvalt is dat in de VS, in specialistische hoeken als waarde, groei en in mindere mate bij small caps, actieve fondsen nog steeds domineren. Ik verwacht dat met name in Europa passief de komende jaren zeker fors zal blijven groeien. Het positieve hiervan is: dit dwingt actieve fondsbeheerders echt actief te gaan beleggen en voor de goeden onder hen blijft zeker plaats over.
Deze column vserscheen eerder in De Telegraaf.