Het kan ook té goed gaan; waarom fondssluitingen positief zijn

Het komt niet heel vaak voor: een fonds dat tijdelijk sluit, ofwel dat even geen nieuw geld van beleggers meer aanneemt. De reden is dat het té goed gaat. Dat klinkt paradoxaal, maar toch is het zo. Want als dat vermogen niet op de juiste manier kan worden belegd, dan kan dat nadelig uitpakken voor de eindbelegger.

Robert van den Oever 13 december, 2018 | 10:20
Facebook Twitter LinkedIn

De belegger zou wellicht denken, hoe meer instroom van vermogen, hoe beter, want een groter beheerd vermogen brengt schaalvoordeel en lagere kosten. Maar als een fonds te veel instroom aan nieuw vermogen in te korte tijd ontvangt, dan kan het probleem optreden dat de fondsbeheerders niet alle vermogen in de markt weten onder te brengen op een manier die past bij de strategie van het fonds.

Dat kan gevaarlijk zijn, want het kan het rendement aantasten. Nu zijn er voor het rendement sowieso geen garanties, maar een fonds doet wel een belofte omtrent de strategie die het zegt te volgen. En daar mogen beleggers dan dus op rekenen. Maar te veel nieuw vermogen kan die belofte doorkruisen. Het kan dus echt té goed gaan met een fonds.

Indicaties
Morningstar heeft in de loop der jaren meerdere keren onderzoek gedaan naar fondssluitingen. Het nieuwste onderzoek brengt de factoren in kaart die aangeven wanneer een fonds te groot wordt, als ze afgezet worden tegen de markt of de categorie waarin het fonds zich bevindt.

Een van de factoren is de snelheid waarmee het beheerd vermogen groeit. Langzame of marktconforme groei is mogelijk door koerswinsten die de onderliggende waarde van de portefeuille – en daarmee het beheerd vermogen - laten stijgen, nog los van nieuwe instroom.

Nieuwe instroom laat het vermogen harder groeien. Als dat te hard gaat, dan is het voor de fondsbeheerders lastig om daar aantrekkelijke kansen bij te zoeken. Gebruikelijk is dat beheerders kansen zoeken en daar vermogen naar alloceren. Soms houden ze zelfs eventjes een gedeelte cash aan als die kansen niet voorhanden zijn., Maar bij de snelle groei draait de volgorde om: dan moet er geld worden ondergebracht in beleggingen die misschien niet optimaal passen bij de plannen van de beheerder.

Verdeling marktkapitalisaties
Een andere factor is in welke marktkapitalisaties de fondsbeheerder belegt. Als een beheerder veel vermogen in korte tijd moet onderbrengen, dan is het heel makkelijk en verleidelijk om daar de grootste marktkapitalisaties voor te kiezen. Maar dan ontstaat een scheefte omdat de verdeling van het portefeuillevermogen anders komt te liggen dan in de oorspronkelijke opzet: de grote marktkapitalisaties krijgen er relatief meer vermogen bij, hun posites worden groter, zodat de samenstelling van de portefeuille wezenlijk verandert.

In het verlengde van de verdelingsproblematiek tussen posities ligt het loslaten van de beleggingsstijl naar marktkapitalisatie-segment, dus large-, mid- en small-caps. Als bijvoorbeeld een beheerder die toegewijd is aan een strategie met small-caps ineens uitwijkt naar mid-caps omdat hij anders het nieuw binnengekomen vermogen niet kwijt kan, dan is dat een teken dat de strategie op de helling gaat. Een groot gevaar is dus style drift, het afwijken van de oorspronkelijke beleggingsstijl die het uitgangspunt van het beleggingsproces van het fonds is.

Dominantie
Het gevaar van een (te) groot vermogen waar een fonds mee moeten werken is dominantie. De posities van het fonds ten opzichte van de markt worden te groot en krijgen te veel invloed. Het fonds kan dan niet meer of in elk geval niet meer zo gemakkelijk bewegingen maken – kopen of verkopen – zonder dat die de markt direct beïnvloeden.

Om de strategie en het redementsprofiel dat daar bij hoort geen geweld aan te doen, kan het verstandig zijn om een fonds te sluiten. De instroom afremmen kan al door geen marketing en promotie meer te verrichten voor het fonds.

Een echte sluiting kent twee gradaties. Een ‘soft close’ betekent dat er geen nieuwe klanten meer worden toegelaten, maar dat bestaande klanten nog wel nieuw geld kunnen inleggen. Een stap verder gaat de ‘hard close’ waarbij ook bestaande klanten geen nieuwe inleg meer kunnen doen.

Voorbeelden
Er zijn voorbeelden van beleggingsfondsen in Nederland die zich genoodzaakt hebben gezien om de toestroom van geld te stoppen. Een daarvan is het Kempen Global High Dividend Fund dat een belangrijk deel van de portefeuille in mid- en small-caps belegt, waardoor grote instroom het voortzetten van het beleggingsbeleid dreigde te verstoren. Het fonds ging in februari 2014 dicht toen de gestelde capaciteitslimiet van 2,5-3 miljard euro was bereikt, maar werd in januari 2015 weer geopend nadat er voldoende ruimte was ontstaan om nieuwe beleggers toe te laten.

Kempen is vaker tegen limieten aangelopen, want toen de bedrijfsobligatiemarkt sterk groeide in 2016-2017 ging Kempen over tot een soft close van zijn Euro Credit fondsen. Om diezelfde reden stelde ook Schroders Euro Corporate Bond destijds een soft close in.

Morningstar ziet zulke tijdelijke sluitingen als positief, vanwege de boven uiteengezette gevaren van te sterke en te snelle groei. Door een fonds te sluiten, tonen beheerders en fondshuizen aan dat ze toegewijd zijn aan hun strategie en beleggingsproces, ter bescherming van hun bestaande beleggers.

Deze column verscheen ook op Finanzen.nl

 

Lees ook eerdere columns:

- Een inverse rentecurve ligt op de loer: voorbode van een recessie?

Stijlwissel op aandelenmarkten belangrijker dan correctie

Het nut van cash in de beleggingsportefeuille

TAGS
Facebook Twitter LinkedIn

Over de auteur

Robert van den Oever  Robert van den Oever is research editor bij Morningstar in Amsterdam

© Copyright 2024 Morningstar, Inc. Alle rechten voorbehouden.

Voorwaarden        Privacybeleid        Cookie Settings        Beleidsdocumenten