Het begint er al mee hoe slecht het nieuws nu eigenlijk is. De kwestie rond ASML van afgelopen week is een goed voorbeeld van hoe de impact van een gebeurtenis gewogen moet worden. De termen ‘spionage’ en ‘diefstal van bedrijfsgeheimen’ zorgden voor een schrikreactie. Even leek het erop dat ASML’s intellectueel eigendom volledig te grabbel was gegooid en dat het verdienmodel plus de voorsprong op de concurrentie en het leidende marktaandeel als sneeuw voor de zon zouden gaan verdwijnen.
Bij nadere beschouwing bleek het allemaal minder ernstig. De chipmachinebouwer had de diefstal gelokaliseerd, de verantwoordelijken eruit gegooid, de zaak juridisch aanhangig gemaakt en maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat het niet nog eens kon gebeuren.
Beneden verwachting
Dergelijke schrikreacties treden ook regelmatig op als bedrijfsresultaten onder de verwachting uitkomen. Het is teleurstellend, als niet aan de verwachting wordt voldaan. Maar was die verwachting wel terecht? Of hoopte de belegger op te veel?
In een opgaande markt neemt de honger naar steeds verder versnellende groei bij beleggers toe. Als het dan een tandje minder gaat dan gehoopt, laten beleggers zo’n aandeel snel vallen.
Met alle macro-indicatoren van de laatste tijd die duiden op groeivertraging, zijn de verwachtingen voor het komende cijferseizoen wellicht al minder hoog gespannen. Dat kwartaalcijferseizoen zal duidelijk maken in hoeverre de groeivertraging zich vertaalt in een daadwerkelijk effect op de resultaten van de bedrijven. Daar zullen vast een paar gevallen van teleurstelling tussen zitten die koersschokken veroorzaken.
Contraire benadering
Bekijk zo’n situatie nu eens vanuit het tegenovergestelde standpunt: niet negatief, maar positief. Want een koersdip betekent dat het betreffende aandeel goedkoper is geworden. De echte vraag is of er bij het bedrijf iets aan de hand is waardoor de waardering op fundamentele gronden omlaag moet, of dat het slechts sentiment is. In dat laatste geval kan de belegger juist profiteren van een koersdaling en de daardoor aantrekkelijker geworden waardering.
Morningstar bepleit deze contraire benadering al heel lang. En die werkt, zo blijkt keer op keer na periodes van koersduikelingen. Neem het jaar 2009, toen het schokeffect van de financiële crisis in 2008 zijn werk had gedaan en de waarderingen op de aandelenmarkten flink lager waren geworden.
Wie toen was ingestapt, heeft nu een fraai rendement geboekt. In dit staatje staan wat kerncijfers voor de waardering van de aandelenmarkten op een rij voor drie periodes: omstreeks het hoogtepunt in 2007, de dip in 2009 en de situatie voordat de glijvlucht van eind 2018 begon:
(klik op tabel voor vergroting)
De lage waarderingen van 2009 springen er overduidelijk uit. De correctie van eind 2018 was minder fors, maar was ook zo’n moment om in te stappen: terwijl de markt negatief is juist contrair durven zijn, mits de fundamentals in orde zijn. Inmiddels zijn over de afgelopen drie maanden de aandelenmarkten weer aardig hersteld, dus een deel van de rit is alweer gemaakt.
En zo lijkt het wel elke keer te gaan, blijkt uit deze grafiek die laat zien dat Amerikaanse aandelen na correcties doorgaans wat sneller opklimmen dan Europese en opkomende-markten aandelen:
(klik op grafiek voor vergroting)
Als beleggers op sentiment verkopen, maar de onderliggende, fundamentele factoren zijn in orde, dan is koerszwakte juist een signaal om te kopen. Want alleen laag instappen biedt het perspectief op de mogelijkheid om mee te profiteren van koersstijgingen op de lange termijn.
Deze column verscheen ook op Finanzen.nl