Adviseurs en vermogensbeheerders moeten achterhalen in hoeverre hun klant zich bewust is van duurzaamheid; het doel van hun huidige of beoogde belegging, en hoe deze voldoet aan de milieu-, sociale en governance-overwegingen (ESG). Kortom, duurzaamheidsfactoren moeten worden aangetoond in het beleid en de procedures die worden gebruikt om advies te geven.
Om de zaken te helpen, is een nieuw Europese ESG-sjabloon, genaamd EET, ontwikkeld door branchevertegenwoordigers (FinDatEx) om de uitwisseling van gegevens tussen vermogensbeheerders en distributeurs te vergemakkelijken. Vermogensbeheerders die hun fondsen in de Europese Unie op de markt brengen, zijn per 1 juni vrijwillig EET-gegevens gaan indienen.
Hoewel de invoering van de EET een positief initiatief is om verzameling van gegevens te vereenvoudigen en standaardiseren, kunnen adviseurs als gevolg van bepaalde valkuilen moeite hebben om aan hun verplichtingen te voldoen. Met name fragmentarische gegevens en een gebrek aan directe vergelijkbaarheid tussen producten die grotendeels zijn gebouwd op de verschillende benaderingen die vermogensbeheerders volgen om 'duurzame investeringen' te berekenen in overeenstemming met de EU-definitie.
We wilden zien hoe adviseurs door de nieuwe rapportageverplichtingen en de ongeveer 580 duurzame datapunten heen navigeren die in de EET worden behandeld, om in een vroeg stadium conclusies te kunnen trekken over de toepassing van het nieuwe sjabloon. Laten we voordat we ingaan op de gegevens eens kijken naar de eerste hindernis waarmee adviseurs worden geconfronteerd - waarin wordt geschetst wat eigenlijk een duurzame belegging is.
Hoe definieert de EU duurzame producten en voorkeuren?
Samengevoegd uit twee afzonderlijke maar wel gerelateerde stukken EU-regelgeving - de Sustainable Finance Disclosures Regulation (SFDR) en de Taxonomieverordening – zijn duurzame voorkeuren gedefinieerd met betrekking tot financiële instrumenten die:
1. Beleggen in op de EU Taxonomie afgestemde, milieubewuste beleggingen
Taxonomie-conform definieert het deel van een product of de bedrijfsactiviteit dat direct verband houden met milieudoelstellingen. Over het geheel genomen zijn er zes doelstellingen, maar tot 2023 zijn openbaarmakingen alleen vereist voor het deel van de belegging dat bijdraagt aan klimaatverandering (mitigatie en aanpassing).
2. Beleggen in milieu- of sociaaleconomische activiteiten zoals gedefinieerd in SFDR
SFDR introduceerde drie classificatielabels die worden gebruikt om duurzame fondsen te identificeren. Een Artikel 8-fonds wordt gedefinieerd als het bevorderen van ecologische of sociale kenmerken - lichtgroene fondsen. Artikel 9-fondsen zijn fondsen met een duurzame beleggingsdoelstelling - donkergroene fondsen. En Artikel 6-fondsen zijn alle andere beheerde producten. Artikel 8 & 9-fondsen moeten vanaf januari 2023 openbaar maken hoe ze voldoen aan de duurzame kenmerken/doelstellingen en het minimumaandeel van het fonds in duurzame beleggingen.
De Artikel 8 & 9 fondsen ehbben de breedst beschikbare datapunten die voldoen aan de EU-definitie van een ‘duurzaam beleggingsproduct’. Volgens onderzoek van Morningstar waren er op 30 juni 2022 7.273 fondsen geclassificeerd als Artikel 8 en 948 geclassificeerd als Artikel 9 in Europa.
Deze labels kennen echter problemen. Vanwege uiteenlopende interpretaties van de technische criteria is het classificatieproces grotendeels overgelaten aan de vermogensbeheerders.
3. Neem de voornaamste nadelige gevolgen (schade die voortkomt uit beleggingen) die een klant bepaalt in overweging
Principal Adverse Impacts (PAI's) verwijzen naar negatieve indicatoren waarmee rekening wordt gehouden en deze worden hoogstwaarschijnlijk op productniveau weergegeven. Voorbeelden van wat u zou kunnen verwachten zijn zaken zoals als koolstofemissies, blootstelling aan fossiele brandstoffen, schendingen van UNGC-principes, gender-loonkloof en bestuursdiversiteit.
Als een klant beleggingsproducten wil opnemen die onder type 1 of 2 vallen, moet hij ook het minimale deel van zijn portefeuille specificeren dat hij op deze manier belegd wil zien, zoals gedefinieerd door de SFDR of de EU Taxonomie. Dit leidt tot de tweede uitdaging, namelijk de beschikbaarheid van gegevens. Hoewel producten al gereed zijn om hun minimale deel van de taxonomie-afstemming bekend te maken, hoeven de bedrijven waarin ze belegd zijn pas in 2023 te beginnen met het bekendmaken van deze informatie. Voor adviseurs wordt het een hele klus, aangezien veel fondsen de vereiste informatie nog niet hebben gerapporteerd of nul-blootstelling aan duurzame beleggingen hebben gemeld.
Dit zeggen de gegevens
Morningstar verzamelde EET-gegevens over 70.580 aandelenklassen, goed voor 43% van alle aandelenklassen die onder MiFID II vallen, wat neerkomt op 10.316 fondsen. We hebben gekeken naar de dekking en waarden van PAI-overweging, blootstelling aan duurzame beleggingen, en conformering aan de EU Taxonomie, waaronder 4.297 Artikel 8-fondsen en 556 Artikel 9-fondsen. Dit komt daar uit naar voren:
- Vermogensbeheerders hebben voorrang gegeven aan Artikel 8- en Artikel 9-producten voor de eerste fase van EET-rapportage. Maar de gegevens zijn fragmentarisch. Minder dan de helft van de ondervraagde Artikel 8- en Artikel 9-fondsen rapporteerde PAI-overwegingen en blootstelling aan duurzame beleggingen zoals gedefinieerd door SFDR. Iets meer dan een kwart meldde conformering aan de Taxonomie.
- Zoals verwacht zijn Artikel 9-fondsen van plan om duurzamere beleggingen aan te houden dan Artikel 8-fondsen. Meer dan de helft van de Artikel 9-fondsen streeft naar toewijzingen van meer dan 70%, maar slechts 2,3% streeft naar toewijzingen van meer dan 90% en bijna 40% streeft naar minder dan 50%. Ongeveer tweederde van de Artikel 8-fondsen streeft naar een minimale blootstelling van 0%-10% aan duurzame beleggingen, terwijl 10% van plan is meer dan 40% te hebben.
- Van de Artikel 8- en Artikel 9-producten die taxonomie-aanpassing rapporteerden, leverde 90% daarvan 0%-waarden. Slechts 2% mikt op een blootstelling van meer dan 10%.
Conclusie? Te veel ruimte voor interpretatie
Verschillende vertalingen van de verordening hebben ertoe geleid dat vermogensbeheerders verschillende benaderingen hebben gekozen voor de berekening van de blootstelling aan duurzame investeringen en afstemming op de taxonomie, waardoor het onmogelijk is om concurrerende producten rechtstreeks te vergelijken.
Zonder een gestandaardiseerde aanpak zull;en vermogensbeheerders verschillende methoden blijven toepassen, waaronder methoden die hen in staat stellen hogere allocaties voor duurzame beleggingen te rapporteren en te voldoen aan de duurzaamheidsvoorkeuren van klanten die tot uitdrukking komen in de nieuwe MiFID-geschiktheidsbeoordeling.
Beleggers moeten zich de komende maanden schrap zetten voor een verwarrend landschap van beleggingsproducten, terwijl adviseurs de nieuwe vereisten onder de knie moeten leren krijgen. Velen zullen zelf nog moeten leren, terwijl ze tegelijk hun klanten informeren over het nieuwe, complexe en groeiende landschap van duurzame beleggingen.
Hoewel de recente EU-taxonomie en SFDR zijn ontworpen om de definitie van duurzaam beleggen te verduidelijken en de mogelijkheden voor greenwashing te verminderen, staan we nog aan het begin en is er nog veel werk aan de winkel. Binnenkort worden aanvullende verduidelijkingen verwacht, maar in de tussentijd blijven voorzichtigheid en grondige due diligence van cruciaal belang.
Om meer te weten te komen over de European ESG Template (EET) en MiFID II-wijzigingen, kunt u het volledige rapport hier downloaden of u registreren voor ons aanstaande webinar op 4 oktober 2022.