Voor beleggers in vastgoed wordt de Nederlandse markt er niet makkelijker op. De overheid grijpt in op de woningmarkt om woningzoekenden meer kans te geven een betaalbare woning te kunnen kopen. Gemeenten mogen een opkoopverbod instellen om beleggers te weren en ook een zelfbewoningsplicht met hetzelfde doel: je mag alleen een woning kopen als je er zelf in gaat wonen. Niet om door te verhuren.
Dat is gunstig voor woningkopers, maar de maatregelen hebben ook ongunstige effecten: de huurmarkt wordt krapper, omdat woningbeleggers minder particuliere huurwoningen op de markt kunnen brengen, zo blijkt uit een uitgebreide studie van de Universiteit van Amsterdam, de Erasmus Universiteit Rotterdam en het Kadaster samen naar wijken in voornamelijk Rotterdam en in andere grote steden, waaronder Amsterdam, Groningen, Eindhoven en Almere. Onderzoekers Marc Francke, Lianne Hans, Matthijs Korevaar en Sjoerd van Bekkum ontdekten dat in de wijken waar gemeenten de opkoopbescherming hebben ingevoerd, de huren stegen door het verminderde verhuurbare aanbod, waardoor huurders met lagere inkomens noodgedwongen vertrokken.
Wat de kopersmarkt betreft stelden de onderzoekers vast dat de huizenprijzen niet noemenswaardig werden beïnvloed door de overheidsmaatregelen. Er kwamen wel meer starters aan een koopwoning, maar dat was niet het gevolg van lagere koopprijzen; dat kwam voornamelijk door een groter aanbod omdat beleggers niet meer konden meedoen. De conclusie van de onderzoekers is dat het overheidsingrijpen geen prijseffect heeft gesorteerd, maar wel heeft geresulteerd in demografische verschuivingen: méér starters, maar minder huurders met lagere inkomens.
Geen prijseffect
De onderzoeksresultaten tonen volgens de vier onderzoekers dus geen direct effect op de huizenprijzen aan. Het doel om woningen bereikbaarder te maken door beleggers te weren is bereikt in de zin dat het aanbod is vergroot, maar niet doordat de prijzen zijn gedaald.
Als het idee was dat beleggers de koopprijzen opdrijven door tegen elkaar en tegen particuliere individuele woningzoekers op te bieden, en dat dit opdrijvende effect zou worden uitgeschakeld, dan toont deze studie aan dat dit niet is gebeurd. In bredere zin leidt dit tot de overweging dat zelfs zulke ingerepen als nu gedaan zijn in de woningmarkt, niet of nauwelijks van invloed zijn op de prijzen. Het aanbod aan koopwoningen is nog altijd zo krap, dat meer beschikbaarheid niet meteen leidt tot een prijsdaling. Kopers hebben het nog steeds niet voor het uitkiezen en degenen die slechts een relatief lage hypotheek kunnen verwerven, zeker nu de rente is gestegen, staan nog steeds langs de zijlijn.
Bouw blijft achter
De woningmarkt in Nederland blijft vooralsnog krap, omdat de bouw achterblijft. Ondanks de voornemens en doelen van minister Hugo de Jonge van Volkshuisvesting is de bouwproductie te laag om aan de stijgende vraag naar woningen te voldoen. In zo’n krappe markt is een daling van de prijzen niet te verwachten.
Het ingrijpen in de woningmarkt door beleggers buitenspel te zetten, heeft een heel aantal starters geholpen om een woning te bemachtigen, maar ze zijn er niet goedkoper door uit. En het neveneffect is wellicht onverwacht, maar niet minder schadelijk: de kwetsbaardere huurders zijn slechter af omdat er minder betaalbaar huuraanbod op de markt is.