Gezien de macht van de ontwikkelde wereld op militair, economisch en politiek gebied zijn onze media zowat geobsedeerd door de 'andere' kant van de wereld. Als we het negatieve nieuws over de Chinese economie buiten beschouwing laten, dan geeft een selectie van wat er alleen al in augustus gebeurde in de wereld buiten onze grenzen ons inzicht: het Vietnamese automerk VinFast is nu groter dan Ford en GM; de Braziliaanse voetballer Neymar tekent voor Saudi Pro League; de Argentijnse president in spe is van plan de peso af te schaffen; Rusland verhoogt de rente nu de roebel instort; Burger King India verandert menu vanwege de tomatenprijzen; Zuid-Afrika plant een rivaliserend blok voor de G7.
Het voelt alsof de wereld dramatisch verandert; het gaat erom hoe het Westen zich verhoudt tot Rusland of China en hoe het omgaat met de plotselinge expansie van Saoedi-Arabië. De oorlog in Europa gaat door en allianties en loyaliteiten veranderen voortdurend. Al dit rumoer omtrent opkomende en frontier markten kan verwarrend zijn voor beleggers. Bent u bereid om als belegger dit risico te omarmen en hoopt u dat mondialisering, vrede en economische samenwerking op de lange termijn zullen zegevieren? Of bent u een voorzichtige belegger die de blootstelling aan deze potentiële volatiliteit liever vermindert en veiligheidshalve dichter bij huis blijft?
Laten we beginnen met het voor de hand liggende probleem met beleggen in de opkomende markten: China. Nog niet zo lang geleden waren beleggers enorm enthousiast over de vooruitzichten van China: het economische wonder aldaar leidde tot superieure beleggingsrendementen ten opzichte van westerse markten. De laatste golf van dit enthousiasme bereikte zijn hoogtepunt in 2020 en sindsdien is het bergafwaarts gegaan: China is weggezakt van een krachtpatser in de MSCI EM index tot een liability. In 2020 had deze invloedrijke index, waar actieve fondsen vaak mee worden vergeleken, een weging van bijna 41% naar China. Nu is dat gedaald naar 33%, nog altijd ruim het dubbele van Taiwan (14,77%), India (14,21%) en Zuid-Korea (12,38%).
Andere landen
Je krijgt met de index dus een grote hoeveelheid China en een paar kleinere porties van andere Aziatische giganten. Andere regio's volgen op grote afstanhd. Brazilië bijvoorbeeld, dat een flinke opleving meemaakt als gevolg van de grondstoffenhausse, heeft een weging van 5,49%. Als je in plaats daarvan meer India en Brazilië wilt, moet je misschien actief worden. Er bestaan opkomende-landen fondsen die gericht zijn op één land, zowel actief als passief, en dat is een manier als je een winnaar wilt kiezen. Regiofondsen kunnen dit landenrisico risico deels spreiden.
MSCI definieert opkomende markten op basis van drie pijlers: hun economische ontwikkeling, de omvang en liquiditeit van de markten en de openheid van deze markten voor buitenlandse investeerders. De economische ontwikkeling is afhankelijk van het bruto nationaal inkomen per hoofd van de bevolking, het inkomen van hun burgers, volgens maatstaven van de Wereldbank. Er wordt gesproken over aanpassingen aan de index in de toekomst, met veranderingen voor de metingen van economische ontwikkeling en een verbreding van de maatstaven voor marktkapitalisatie.
Morningstar is een rivaal van MSCI wat betreft het aanbieden van indices, en we hebben onze eigen Emerging Markets Index. We onderzoeken enkele van de dilemma's waarmee beleggers in opkomende markten worden geconfronteerd. Eén benadering is om in de index te beleggen en ervan uit te gaan dat de opbloeiende middenklasse een langdurige groeimotor zal zijn.
China versus India
China, nu een kolos in Azië en de opkomende markten, zou in de ‘middeninkomensval’ kunnen gaan trappen, denkt Ian Beattie, beheerder van het Ned Group Investments Global Emerging Markets Equity fonds, dat een Morningstar Medalist Rating van Bronze heeft. Hij zich verzet tegen het idee dat naarmate landen rijker worden, alles de neiging heeft om één richting op te gaan. Landen kunnen namelijk ook ‘vastlopen’ als ze vooruitgang boeken, en Beattie stelt dat China onder Xi Jinping achteruit gaat.
Hij is daarentegen wel optimistisch over India omdat dat land zich in een vroeger ontwikkelingsstadium bevindt dan China, met (nu nog) een veel lager BBP per hoofd van de bevolking: "India begint eindelijk zijn potentieel te laten zien met een middenklasse die onvoorstelbaar groot is. Op straatniveau ziet India er misschien chaotischer uit dan China, maar de Chinese netheid en ordelijkheid zouden een teken kunnen zijn dat de beste beleggingsrendementen achter ons liggen. Ik zou altijd investeren in de chaos en de innovatie", aldus Beattie.
In India verbetert de governance, ofwel het ondernemingsbestuur; de corruptie neemt af en alleen al de investeringen van buitenstaanders die het land binnenstromen zullen dergelijke praktijken helpen uitroeien, betoogt Beattie. Volgens hem zijn instituties mogelijk nog meer de doorslaggevende factor voor vooruitgang dan harde cijfers over het BBP: "Geen enkel rijk land heeft een slechte institutionele kwaliteit, en geen enkel arm land heeft een hoge institutionele kwaliteit."
Dus kunnen we stellen: 'India is het nieuwe China' of zelfs 'Vietnam is het nieuwe China'. Beattie zegt zeker dat Vietnam en Indonesië een deel van China's industriële basis kunnen veroveren. Maar zoals bij alle cycli denkt hij dat we het hoogtepunt van ‘anti-China’ naderen en dat het sentiment gemakkelijk kan omslaan. Of China of India de strijd om de opkomende markten ‘wint’ is wellicht van ondergeschikt belang voor beleggers die de index willen volgen.