De markten kijken naar de flash-inflatiecijfers voor de eurozone die Eurostat op dinsdagochtend 30 april gaat bekendmaken, voor verdere bevestiging dat de inflatie verder in de richting van de doelstelling van 2% van de Europese Centrale Bank (ECB) beweegt. De gegevens zijn ook cruciaal om te bepalen of de ECB de rente in juni zal verlagen of niet.
Volgens de consensusramingen zal de inflatie met 2,3-2,4% zijn gestegen ten opzichte van een jaar eerder - een vergelijkbaar niveau als in maart. “Ne we gewend zijn geraakt aan de maandelijkse daling van de inflatie, zullen sommige marktdeelnemers misschien teleurgesteld zijn over de vlakke maandcijfers. Maar na de positieve verrassing in maart, toen de inflatie met 0,2% daalde, is een vlakke uitslag voor april een goed resultaat,” aldus Michael Field, European Market Strategist bij Morningstar.
Volgens Eurostat leverde de dienstensector in maart de grootste bijdrage aan de inflatie op jaarbasis in de eurozone (+1,76 procentpunt), gevolgd door voeding, alcohol en tabak (+0,53 pp), niet-energie gerelateerde industriële goederen (+0,30 pp) en energie (-0,16 pp).
“Onze samengestelde maatstaf voor de lange-termijnin flatieverwachtingen is onlangs aanzienlijk gedaald”, schreef Goldman Sachs in zijn Euro Area Inflation Monitor van april. “Indicatoren van prijsverwachtingen op de korte termijn zijn de afgelopen maanden vooral afgekoeld. Met name de verkoopprijsverwachtingen voor diensten zijn al twee maanden op rij gedaald, na een opleving in het vierde kwartaal tot januari.”
Voor december verwachten de economen van Goldman Sachs dat de nominale en kerninflatie in de eurozone respectievelijk 2,6% op jaarbasis en 2,3% op jaarbasis zullen bedragen.
Zal de ECB de rente verlagen in juni?
De ECB liet de rente tijdens haar vergadering in april ongewijzigd, wat een signaal gaf voor een eerste renteverlaging in juni. Na het rentebesluit zei ECB-president Christine Lagarde in haar toelichting dat “de inflatie de komende maanden naar verwachting rond het huidige niveau zal schommelen en dan volgend jaar zal afnemen tot ons streefcijfer, als gevolg van een zwakkere groei van de arbeidskosten, de zich ontvouwende effecten van ons restrictieve monetaire beleid en het afnemende effect van de energiecrisis en de pandemie”.
De ECB-functionarissen gaven echter toe dat de recente stijging van de olieprijzen “een item is dat er veel toe doet”. Ze houden de olieprijsontwikkelingen in de gaten, en in het bijzonder het risico van verdere escalatie in het Midden-Oosten.
“Hogere energieprijzen zullen een mechanisch effect hebben op de energieprijzen voor consumenten en daarmee op de nominale inflatie”, aldus een notitie van Goldman Sachs, die eraan toevoegt dat de doorwerking naar de kerninflatie doorgaans veel kleiner en onzekerder is. De economen zien echter "beperkte risico's van de recente stijging van de energieprijzen voor het huidige desinflatieproces en de vooruitzichten voor het ECB-beleid, tenzij de energieprijzen vanaf hier wezenlijk meer stijgen.
Ook Michael Field van Morningstar ziet weinig risico's voor de tijdlijn van de renteverlaging. “De inflatie ligt al dicht bij het door de ECB beoogde niveau van 2% en in tegenstelling tot de VS, waar de bezorgdheid over een opflakkering van de inflatie groter is, is het beeld in Europa heel anders. In recente peilingen voorspellen economen in overgrote meerderheid juni voor de eerste renteverlaging. De bekendmakingen van 30 april zullen daar waarschijnlijk niets aan veranderen.”
Centraal staat de kerninflatie, die op jaarbasis naar verwachting met 0,1% zal dalen tot 2,8%. Volgens Field zou de aanhoudende daling van de kerninflatie “nog een positief teken” moeten zijn, omdat monetaire beleidshaviken eerder bezorgd waren dat de diensteninflatie in Europa weer zou kunnen aantrekken, gedreven door een krappe arbeidsmarkt - de gegevens zouden het tegendeel moeten bewijzen.