In de afgelopen maanden zijn in Amerikaanse campagnetoespraken en interviews verschillende nieuwe tariefvoorstellen geopperd, waaronder een algemeen tarief van 10% tot 20% op geïmporteerde goederen, een tarief van 60% op import uit China en een tarief van 200% op in Mexico geproduceerde voertuigen. Er zijn nationale veiligheids- en antidumpingargumenten aangevoerd voor het opleggen van bilaterale tarieven, die zowel onder een Democratische als een Republikeinse regering zouden kunnen worden gebruikt. Een algemeen tarief zou op weerstand in het Congres kunnen stuiten, vooral gezien de waarschijnlijke gevolgen voor geostrategische partners in Europa en elders. Toch kan de dreiging van tarieven voor Europese bedrijven niet helemaal worden weggewuifd, zeker niet in de context van een Republikeins voorzitterschap.
De Europese Unie (EU) heeft veel last van de tarieven van de VS, aangezien zij zeer handelsintensief is en de VS de belangrijkste bestemming is voor de export van de EU. De bilaterale handels- en investeringsbetrekkingen tussen de EU en de VS zijn de grootste ter wereld; in 2023 ging 20% van de EU-uitvoer naar de VS, 13% naar het VK en 9% naar China. Bovendien had de EU in 2023 een bilateraal handelsoverschot met de VS van 157 miljard euro voor goederen - hoewel het overschot veel kleiner is als de diensten worden meegerekend.
Farmaceutische producten, auto’s en chemische producten worden het zwaarst getroffen door mogelijke tarieven van de VS, omdat zij het leeuwendeel van de EU-uitvoer naar de VS voor hun rekening nemen. Kleinere industrieën zoals aluminium, staal en zelfs Schotse whisky, die tussen 2017 en 2021 werden getroffen, worden echter ook getroffen door potentiële omzetverliezen.
Vanuit het oogpunt van bedrijfsfinanciering zou de directe impact van de Amerikaanse tarieven leiden tot een daling van de exportvolumes van de EU. Hogere handelskosten zouden gedeeltelijk kunnen worden gecompenseerd door een zwakkere euro, maar het is onwaarschijnlijk dat de internationale of binnenlandse vraag de negatieve impact van de Amerikaanse tarieven zou kunnen compenseren. Er kunnen ook tweede-orde-effecten optreden, zoals vergeldingsheffingen van de EU, die de kosten kunnen verhogen of de beschikbaarheid van importproducten voor Europese bedrijven en huishoudens kunnen verminderen, waardoor de binnenlandse vraag verder afneemt. Na verloop van tijd kan een grotere versnippering van de handel er ook toe leiden dat sommige EU-exportbedrijven hun investeringen en productie verplaatsen naar de VS - en weg van Europa - om hogere handelskosten te vermijden.
Europese autobouwers en farmacie lopen groot risico, maar er zijn al risicobeperkende maatregelen genomen
De grootste Europese auto- en farmaceutische bedrijven behalen een groot deel van hun omzet in de VS en de waarde van de export naar de VS is de afgelopen 10 jaar meer dan verdubbeld.
Niet alle auto’s die door Europese autofabrikanten worden verkocht, worden echter in Europa gemaakt en veel bedrijven die ook auto’s in de VS produceren, zouden waarschijnlijk worden vrijgesteld van de tarieven. Dit zal het effect van de tarieven op de autosector in het algemeen enigszins beperken; de productiecapaciteit in de VS is echter niet voldoende om aan alle vraag in het land te voldoen, waardoor de export van fabrieken in de EU kwetsbaar blijft voor handelsspanningen.
Op de korte termijn zullen hogere handelstarieven daarom de winstgevendheid van fabrikanten, ofwel original equipment manufacturers (OEM’s), beïnvloeden terwijl hun resultaten al onder druk staan. Onder de fabrikanten in het topsegment hebben Mercedes-Benz Group MBG (met een “A”-rating van Morningstar DBRS en een stabiele trend) en BMW (met een beoordeling A (hoog) en een stabiele trend door Morningstar DBRS) een grote productiecapaciteit in de VS, terwijl modellen met een hogere toegevoegde waarde, zoals die van Mercedes-dochter AMG, voornamelijk in de EU worden geproduceerd. Volkswagen VOW3 (beoordeeld met A (laag) en stabiele trend door Morningstar DBRS) is een opmerkelijke uitzondering, omdat de merken Porsche Audi geen van beide in de VS worden geproduceerd. Op de middellange termijn zou dit ertoe kunnen leiden dat een groter deel van de productie wordt verplaatst naar de VS: een overgang die waarschijnlijk duur zou zijn en jaren zou duren.
Het kortetermijneffect van Amerikaanse tarieven op de Europese farmaceutische sector zou waarschijnlijk enigszins anders zijn. Door de kritische aard van de sector en de inelastische vraag zou het effect op de verkoop relatief klein kunnen zijn. Het is ook mogelijk dat de door de Amerikaanse regering opgelegde tarieven meer gericht zouden zijn op het stoppen van de invoer van medische hulpmiddelen en verbruiksgoederen uit China dan uit de EU, vooral omdat de invoer uit China aanzienlijk is toegenomen sinds de COVID-19 pandemie. Een soortgelijke conclusie kan echter worden getrokken voor de farmaceutische industrie als het gaat om het verplaatsen van productie en investeringen naar de VS na verloop van tijd. De farmaceutische sector heeft nog meer flexibiliteit om te beslissen waar te investeren in onderzoek en ontwikkeling, vooral in de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen. Deze potentiële tarieven, in combinatie met de gunstigere regelgeving in de VS vergeleken met de EU, zouden ertoe kunnen leiden dat investeringen en productie in de toekomst van Europa naar Noord-Amerika verschuiven.
De auteur of auteurs hebben geen positie in effecten die in dit artikel genoemd worden. Ontdek meer over Morningstar's redactionele beleid.