’s Ochtends berekent een Nederlandse fondsgroep voor zijn fondsen de intrinsieke waarde door van alle posities in de portefeuille de laatst bekende koers te vermenigvuldigen met het aantal aangehouden stukken en deze bij elkaar op te tellen en te delen door het aantal uitstaande participaties dat desbetreffend fonds heeft.
Vervolgens geeft de fondsgroep een bied- en een laatkoers af, waartegen ze bereid is participaties in te kopen of te verkopen. De openingskoers op de beurs is afhankelijk van vraag en aanbod, maar ligt tussen (en meestal op een van beide) desbetre
ffende koersen. De openingskoers is vooral van belang voor diegenen die rechtstreeks (giraal) zaken doen met fondsaanbieders (de fondsgroepen, banken en andere distributeurs), zij handelen tegen deze koers.
Vraag en aanbod krijgen op de beurs dus gedeeltelijk vrij spel, maar de koersen die tot stand komen (in ieder geval in de ochtend, als de fondsaanbieder partij wil zijn op de beurs) liggen tussen een vooraf bekend gemaakte maximale afwijking van de intrinsieke waarde (ook spread genoemd). Deze kunt u op onze quick takes (fondsrapporten) vinden onder het kopje management, doorgaans is de spreadbreedte maximaal 3 of 4%.
De spread zijn als het ware verkapte aankoopkosten en komen terecht bij de fondsgroep die er verscheidene kosten van zal vergoeden (bijvoorbeeld voor de animateur en evt. kapitaalsbelasting). Daar is op zich niets mis mee, maar het is voor u als belegger wel jammer dat de IW niet op dagbasis bekend is. U weet dus niet was u aan ‘verborgen aankoopkosten’ heeft betaald.
Vrij ingewikkeld, niet? De hierboven weergegeven typisch Nederlandse systematiek -in andere landen koop je een fonds tegen de IW- kan leiden tot rendementsverschillen tussen fondsen die niet op het succes van de manager zijn gebaseerd maar op vraag- en aanbodverhoudingen. Zelfs als de IW van een fonds in een maand niet veranderd, kunnen de koersen als gevolg van vraag en aanbod wel een ontwikkeling doormaken.
Tussen rendementen berekend op basis van beurskoersen en op basis van IW’s kunnen dus verschillen zitten. April 2003 is hiervan een goed voorbeeld. Op basis van IW is het rendement van Robeco 5,4% versus 4,3% op basis van beurskoers. Bij Rolinco is het rendement op basis van IW 6,2% en op basis van beurskoers 4,5%. Natuurlijk is het ook mogelijk dat in een bepaalde maand de rendementen op basis van beurskoersen gunstiger uitkomen dan op basis van IW’s.
Fondsmanagers kunnen beweren dat het vergelijken op basis van IW veel eerlijker is dan op basis van beurskoersen. Daar zit wel wat in, maar anderzijds moet men niet vergeten dat beleggers tegen koersen handelen. En zelfs als een vergelijking op basis van IW de voorkeur verdient, dan nog is dat niet mogelijk omdat IW’s niet bekend worden gemaakt terwijl de koersen in iedere krant afgedrukt worden en bijna real time via bijvoorbeeld teletekst te volgen zijn.
Het zou het overwegen waard zijn om het ingewikkelde Nederlandse systeem, waarbij fondsen via de beurs worden verhandeld, af te schaffen. Maar daar ziet het voorlopig niet naar uit. Een situatie die in decennia is gegroeid, kan men niet in één keer ongedaan maken. Daarnaast denken fondsgroepen dat het systeem voordelen heeft: de koers komt gratis in de diverse kranten en datasystemen en het fonds kan goedkoop verspreid worden door iedere bank die effectendiensten aanbiedt.
Het Nederlandse systeem voor het verhandelen van fondsen is nodeloos ingewikkeld, maar loopt nog niet op zijn laatste benen. Af en toe zullen we daarom aan u proberen uit te leggen hoe het ook alweer in elkaar steekt.