Dat is waarschijnlijk een verklaring waarom Latijns Amerika harder wordt geraakt dan de andere opkomende regio’s doordat het als risicovoller wordt gezien dan Azië of opkomend Europa. De volatiliteit van de verschillende categorieën die Morningstar hanteert voor opkomende markten is hiervoor een indicatie: 28% voor het gemiddelde Latijns Amerika-fonds, 25% voor Oost-Europa-fondsen en 23% voor Azië (e
xcl. Japan).
Sinds het begin van het jaar is de MSCI Latijns Amerika-index met 10,5% gedaald terwijl de MSCI Azië-index 5,6% verloor en de MSCI Oost-Europa-index 3,6% steeg in dezelfde periode. Brazilië leverde de grootste negatieve bijdrage en de index van dat land daalde 22,1%. De Mexicaanse index daarentegen steeg 7,2%.
De ongelijkheid tussen deze twee Latijns Amerikaanse markten is begrijpelijk. Mexico is veel minder gepreoccupeerd dan Brazilië met de Amerikaanse renteverhoging. Voor Mexico is het Noord-Amerikaanse economisch herstel belangrijker vanwege zijn afhankelijkheid van exporten naar zijn Noordelijke buur. In dit geval is het laatste gegeven van een hoger dan verwachte stijging in de industriële productie (6,4% op jaarbasis) een positief teken voor de economie zelfs al heeft de Bank of Mexico recentelijk (27 april) zijn tarieven verhoogd om de inflatie de kop in te drukken (4,2% in maart).
Brazilië is daarentegen nog steeds in hoge mate aangewezen op buitenlandse middelen om zijn tekorten te financieren, het land zal in de rest van dit jaar ongeveer 40 miljard dollar moeten lenen in het buitenland en ongeveer 20% van de overheidsschuld is dollargerelateerd. Zowel de stijging van de Amerikaanse rentetarieven als de stijging van de dollar is erg negatief voor het land.
Er is ook een enorm verschil op het gebied van grondstoffen. Mexico is één van de belangrijkste olieproducenten in de wereld. De stijging van de olieprijs is gunstig voor het land. Brazilië profiteerde op zijn beurt van de groei van de Chinese economie maar is daarmee ook gevoelig voor een afkoeling van de Aziatische gigant.
Obligatiemarkten aangeslagen
Ondanks deze enorme dalingen beargumenteren analisten dat de situatie verschilt van de Russische schuldencrisis in 1998 en de Tequila-crisis in 1994. Het is niet zo dat een belangrijke opkomende economie in fundamentele moeilijkheden verkeert. Ze hameren erop dat in 1994 de meeste opkomende markten vaste wisselkoersen tekorten op de lopende rekening hadden. Vandaag de dag zijn er overschotten en flexibele wisselkoersen. De bewegingen die we nu zien zijn een normale prijscorrectie nadat obligaties van opkomende markten de recente maanden een enorm in de belangstelling stonden waardoor ze enigszins duur zijn geworden.