In eerste plaatst is het rendement van belang. De fondsrendementen die u op onze website ziet geven aan hoeveel een geïnvesteerd bedrag zou zijn uitgegroeid over een bepaalde periode. Een rendement van 10% over een jaar wil zeggen dat 100 euro uitgegroeid is tot 110 euro in deze periode.
Bij meerjarige rendementen (over drie of vijf jaar bijvoorbeeld) zijn er twee mogelijke weergaven: cumulatief of geannualiseerd. Cumulatief is het totale rendement over een periode, bijvoorbeeld 30% over drie jaar. Terwijl hetzelfde rendement over dezelfde periode geannualieerd 9,1% is. Drie jaren met een rendement van 9,1% per jaar geeft over de volledige periode een rendement van 30%.
Als belegger zult u overigens vaak een rendement behalen dat wat minder is dan het fondsrendement. In de berekening van het (totaal)rendement gaan we er van uit dat de dividenden die het fonds uitkeert herbelegd worden. We nemen dan de bruto dividenden (dat is wat er gerapporteerd wordt) terwijl u slechts de dividenden (netto) na afdracht van 15% dividendbelasting in handen krijgt. De ingehouden dividendbelasting kunt u overigens wel weer verrekenen bij uw belastingaangifte, dus dan komt het wel weer gedeeltelijk goed.
Bij het evalueren van de prestaties van fondsen zijn er twee mogelijkheden. U kunt de fondsrendementen vergelijken met die van andere fondsen of met die van een benchmarkindex.
Eerst de index. Een index wordt gezien als representant van de ontwikkeling in een bepaalde markt of marktsegment. Er zijn Nederlandse aandelenindices, maar ook obligatieindices. Dat het niet zo makkelijk is om de markten te representeren, blijkt wel uit het feit dat er vele tienduizenden indices bestaan.
Indices zijn er dus in vele soorten. Een belangrijk onderscheid is hoe indices omgaan met dividenden. Sommige herbeleggen – net als bij de berekening van totaalrendementen van fondsen – de uitgekeerde dividenden van de aandelen die in de index zitten. Dat kan zowel bruto of netto zijn (zonder of na aftrek van bronbelasting op dividenden). Men spreekt dan over total return. Maar andere indices, zoals de AEX-index, geeft alleen het koersverloop weer. In het algemeen zullen vergelijkbare total return indices dus een hoger rendement laten zien dan koersindices.
Ieder fonds heeft zo zijn index waarmee hij zich wenst te vergelijken. Daarover kunt u (vaak) lezen in de informatie van de beheerder. Bij Morningstar kiezen we op de website voor iedere fondscategorie een passende en voor ons beschikbare index uit en vergelijken alle fondsen daarmee. Zo vergelijken we alle fondsen in een bepaalde categorie met dezelfde index. Wij kiezen daarbij (voor aandelen) meestal een index van de internationale indexbouwer MSCI en kiezen voor variant die de netto dividenden herbelegt.
Op de quicktakes, de informatierapporten die u op de website van Morningstar vindt, staat +/- index bij de secties die over het rendement gaan. Een percentage van +3,0 wil zeggen dat het fonds over desbetreffende periode een 3% beter rendement heeft behaald dan de index waarmee het wordt vergeleken.
Wat we bij Morningstar nog liever doen dan het vergelijken van fondsprestaties met de index, is het vergelijken van fondsen onderling. De index is immers een constructie, een fictief idee zo u wilt, terwijl de belegger in werkelijkheid de keuze heeft tussen fonds A of B. Het vergelijken van fondsen onderling is een “peer group” benadering. Onze rating bijvoorbeeld is gebaseerd op een peer group vergelijking: we kijken hoe goed fondsen onderling binnen een categorie presteren en niet of ze een bepaalde index verslaan.
Ook waar we de prestaties van fondsen vergelijken met indices, doen we dat ook met het gemiddelde dat in de categorie wordt behaald. U krijgt een indruk hoe fondsen over diverse perioden gepresteerd hebben ten opzichte van andere vergelijkbare fondsen.