Wereldwijd zijn er tienduizenden indices, voor obligaties, aandelen, vastgoed, grondstoffen, CO2 rechten en ik weet niet wat. Ze richten zich allemaal op versc
hillende segmenten van de markt en verschillen in de wijze waarop ze berekend worden.
Als een index door een beleggingsfonds wordt gebruikt om te kijken hoe de samenstelling van het fonds of het rendement van het fonds zich verhoudt tot de index, noemen we de gebruikte index vervolgens de benchmark van het fonds. Een fonds kan (vaak) achterblijven op de benchmark, of deze index juist verslaan (helaas minder frequent).
Een index moet relevant zijn. Het moet natuurlijk niet zo zijn dat een fonds dat in aandelen belegt zich gaat vergelijken met een index die het verloop van de geldmarkt weergeeft. Het klinkt idioot, maar er zijn aandelenfondsen die beleggers extra laten betalen – door middel van een performance fee - als zij het iets beter dan de spaarrente hebben gedaan.
Een index moet goed zijn. De gewone AEX bijvoorbeeld is geen goede index om de prestaties van fondsen in perspectief te plaatsen omdat zij heel erg makkelijk is te verslaan. Genoemde index houdt namelijk geen rekening met de uitkering van dividenden terwijl fondsen wel dividenden ontvangen. Ook moet een fonds dat zich bij de samenstelling van de portefeuille richt op de index – als bijvoorbeeld indexfondsen – zich ervan vergewissen dat de index aantrekkelijk genoeg is voor een belegger.
Wil een fonds de index verslaan, dan moet het durven afwijken van de index. Ten onrechte zijn er in Nederland veel beleggingsfondsen waarvan de beheerders (of de bazen van de beheerders) denken dat de klanten het meest gebaat zijn bij een portefeuille die dicht tegen de index aanhangt zodat het fondsrendement ook altijd dicht bij het indexrendement zit. In zo’n geval belegt de beheerder in aandelen waarover hij helemaal niet positief is, maar ze zitten nu eenmaal in de index.
In het beoordelen van prestaties van beleggingsfondsen is de benchmarkindex van beperkt belang. De fondsanalisten van Morningstar hebben de voorkeur om fondsen met vergelijkbare fondsen te vergelijken in een fondscategorie of vergelijkingsgroep. Dan pas krijg je echt zich op hoe goed fondsmanagers in hun vak zijn.
De vraag waarover in Nederland wordt gediscussieerd is of fondsen als BNP Paribas Obam zich laten meten met de juiste index. De index die dit fonds gebruikt bevat bijvoorbeeld nauwelijks aandelen uit emerging markets, terwijl het fonds daar ongeveer een kwart van zijn vermogen belegt. Het is juist dat het fonds inderdaad heel veel vrijheid neemt om van de index af te wijken, maar daar houden wij juist van. Een andere index dan de MSCI Wereldindex past misschien inderdaad wat beter bij het fondsprofiel. Maar wie zegt dat de voorkeur voor opkomende markten en grondstoffen voor altijd zijn? Bovendien is de wereldindex een onverdachte standaardindex die het verloop van aandeelrendementen wereldwijd weergeeft, het is een “benchmark” voor internationale beleggers.
Wat veel belangrijker is dan de vraag of de index, wel, net niet, of helemaal niet past, is de vraag welke risicoconcentraties in het fonds aanwezig zijn. Grote posities – buiten de benchmark - in grondstoffen en opkomende markten zijn niet zonder risico. Maar ook de samenstelling van de index is niet zelden zeer risicovol. Financiële waarden waren tot een paar jaar geleden de grootste sector uit de index en tijdens het hoogtepunt van technologie maakte deze sector ruim meer dan 50% van de wereldindex uit. Goede benchmark of niet, fondsen en belegger moeten zich bewust zijn van hun portefeuillerisico en dat heeft met de index niet veel te maken.