Kijkend naar de crisis in 2008, kunnen beleggers zichzelf de vraag stellen of zij niet te sterk geconcentreerd waren op hun aandelenportefeuille en te weinig aandacht hebben gegeven aan diversificatie. Het is natuurlijk zo dat alle beleggingsklassen in de tweede helft van ’08 naar beneden gingen, maar overheidsobligaties kenden dankzij deze “vlucht naar veiligheid” een ware heropstanding.
Hopelijk is de €6,3 miljard die we in 2009 naar obligatie-ETFs zagen stromen niet het gevolg van die goede resultaten. Rekening houdend met onze kennis over beleggingsgedrag is het niet ondenkbaar dat een groot gedeelte van die €6,3 miljard wel het gevolg zijn van de risicovrees die gepaard ging met het beleggen in aandelen. Tijdens ’09 kwamen verschillende ETF aanbieders ook met nieuwe producten om de groeiende honger van beleggers naar obligatiefondsen te stillen.
Steeds vaker lezen we over de risico’s die gepaard gaan met het beleggen in obligatiefondsen en obligatie-ETFs. Sommige marktpartijen verwachten dat dit zal leiden tot een uitstroom van kapitaal uit obligatie-ETFs en een instroom voor andere beleggingsvormen met een hoger potentieel rendement. Volgens ons zijn beleggers beter af wanneer zij hun beleggingen in obligatiefondsen beschouwen als een beslissing met betrekking tot hun lange-termijnverdeling van hun portefeuille, dan wanneer zij proberen de markt te timen.
David Rosenberg, econoom bij Glushkin Sheff, verwacht dat de sterke instroom in obligatieproducten zal voortzetten dankzij de “seculiere wijziging in beleggingsgedrag”. In december 2009 vermeldde Rosenberg dat minder dan 7% van de huishoudens belegde in obligaties. 25% van de huishoudens belegde daarentegen in aandelen en 30% in vastgoed. De econoom verwacht dat beleggers hun vermogen zullen verschuiven naar obligaties waarmee hij de toegenomen interesse voor de beleggingsklasse (en de tijdelijke discrepantie tussen instroom in obligaties en die in aandelen) verklaart. Wij beschouwen de inzichten van Rosenberg enkel als startpunt voor een ruimere discussie.
Wat ook de verklaring is voor de sterke instroom in obligatiefondsen, voor beleggers is het belangrijk om zich bewust te zijn van de verschillen tussen het beleggen in individuele obligaties en het beleggen in fondsen (ETFs en traditionele beleggingsfondsen). Voor beleggers die slechts tijdelijk hun vermogen willen parkeren op de obligatiemarkt, bieden ETFs een geschikt beleggingsinstrument dankzij hun eenvoudige verhandelbaarheid (liquiditeit). Voor een lange-termijnbelegging in obligaties is het belangrijk de voor- en nadelen in kaart te brengen.
Beleggen in obligatie-ETFs is niet hetzelfde als in aandelen-ETFs
Wanneer een ETF belegt in aandelen verandert er weinig aan het karakter van de belegging. Voor obligatie-ETFs is dit anders, obligaties in een ETF lijken en gedragen zich niet langer als obligaties. Om het eenvoudig te stellen: obligaties hebben een vooraf bepaalde looptijd en vervaldatum, obligatie-ETFs hebben dit niet. Denk eraan dat het renterisico van een individuele obligatie zal dalen naarmate het zijn vervaldatum bereikt. Het renterisico voor een obligatie-ETF blijft echter constant. Dit kan een belangrijk aandachtspunt zijn voor beleggers.
Bijvoorbeeld, beleggers geven vaak de voorkeur om te beleggen in obligaties met verschillende looptijden. Elk van die looptijden komt dan overeen met een betalingsdag (dag waarop het ingelegde vermogen ter beschikking dient te komen om aan een bepaalde betaling, bijvoorbeeld de aflossing van een krediet, te voldoen). Zo’n portefeuille wordt niet geraakt door een verandering van de rentevoeten aangezien deze obligaties worden aangehouden tot het einde van de looptijd en het ingelegde bedrag terugbetaald wordt op het einde van de looptijd (op voorwaarde dat de tegenpartij solvent blijft).
De invloed van een wijziging van de rentevoet op obligaties en obligatie-ETFs wordt weergegeven door middel van de modified average duration. Bijvoorbeeld: indien de rentevoeten tegelijkertijd met 1% stijgen, dan wordt verwacht dat een obligatie-ETF met een looptijd van 10 jaar een daling van 10% zal zien in zijn prijs. Die prijsdaling is een compensatie voor het feit dat nieuwere obligaties een hogere rente bieden als gevolg van de rentestijging.
Opnieuw is het belangrijk om te een onderscheid te maken tussen beleggers die slechts voor een kortere termijn hun kapitaal in obligaties kwijt willen en deze waarvoor dit een strategische beslissing is in hun lange-termijnallocatie strategie. Zelfs met een beleggingshorizon van meer dan vijf jaar verwachten we dat beleggers er goed aan doen om ook obligatie-ETFs aan te houden in hun portefeuille. De reden daarvoor is dat de onderliggende index zich zal aanpassen over de tijd om op die manier zijn vooropgestelde beleggingshorizon (maturity) te behouden. Als de portefeuille van een obligatie-ETF wordt geherbalanceerd, zal er gekozen worden voor obligaties met een hogere (of dezelfde) rente. Het effect van een rentestijging zal hierdoor in het begin een belangrijke impact hebben op de waarde van de ETF, maar zal – naarmate de tijd verstrijkt en er obligaties met een hogere rente in portefeuille komen – zich herstellen.
De meeste beleggers zijn met andere woorden beter af om niet te reageren op deze wijziging in de rentevoeten. Wie probeert de markt consistent te timen, zal ervaren dat dit bijzonder moeilijk is over de langere termijn. Daarbovenop zullen de kosten die gepaard gaan met markttiming een stuk hoger uitkomen waardoor deze strategie minder aantrekkelijk wordt. Voor de lange-termijnbelegger geldt met andere woorden dat deze (in de meeste gevallen) beter af is wanneer hij een rentestijging uitzweet, dan wanneer hij de markt tracht te timen.
Het zal interessant zijn om te zien hoe de trend van 2009 zich zal verder zetten. We verwachten niet dat we eenzelfde, door risicoaversie gestuwde groei zullen zien in 2010. Desalniettemin, indien de verwachtingen van Rosenberg waarheid blijken, kan dit de vraag naar obligatie-ETFs van lange-termijnbeleggers blijven stuwen.