De recente marktvolatiliteit onderstreept de enorme mate van onzekerheid die de economische vooruitzichten kenmerkt. De kracht van het herstel in 2009 in de aandeel-, vastrentende en vastgoedmarkten lijkt op een “V”-vormig herstel te wijzen. Maar te zware soevereine balansen, onnodig hoge werkeloosheid en tekenen dat China de teugels van de liquiditeit aanhaalt, hebben ervoor gezorgd dat beleggers zich afvragen wat er nu gaat komen. Velen vragen zich nu af of de financiële markten een paar stappen op de economische fundamenten vooruit lopen. Gezien het feit dat er nog veel onduidelijk is over de toekomst, zoeken beleggers manieren om neerwaartse bescherming in hun portefeuilles in te bouwen.
Defensieve strategieën kunnen een aantal vormen aannemen, variërend van het liquideren van uw beleggingsportefeuille en het in de wacht zetten van procedures (een praktijk die leek te werken in de herfst van 2008 en begin 2009) tot het beleggen in goud (ook een echte trend). Maar er zijn andere, minder drastische manieren om onzekerheid en het neerwaartse risico te beperken. Een aanpak die we suggereren is het beleggen in een van de meeste betrouwbare industrieën rond een sector-specifieke ETF.
Dit is in het eerste deel van 2010 al een populaire strategie voor ETF-beleggers gebleken. Volgens de recente STOXX 600 Sector ETF Net Flows data van BlackRock, hebben sectorale ETF’s die de STOXX 600 Utilities index volgen de op een na grootste nieuwe inkomsten tot nu toe in het jaar ontvangen. Wat drijft de interesse van beleggers in deze slaperige sector? Laten we een nadere blik op de industrie, de indexen en de ETF’s die ze volgen werpen om wat antwoorden te krijgen. We zullen uitzoeken of ze een rol kunnen spelen in het aannemen van een defensieve houding in uw aandeelkeuzes en welke ETF’s tot uw beschikking staan.
Nutsbedrijven: lage volatiliteit, vast inkomen
De kans is groot dat u terwijl u dit leest nog steeds uw elektriciteitsrekening betaalt en dat het bedrijf dat uw stroom genereert en het naar uw huis leidt nog steeds respectabele hoeveelheden verdient voor hun moeite. Veel van dezelfde bedrijven betalen ook behoorlijk constante dividenden aan hun aandeelhouders uit, ondanks de relatieve zwakte van de huidige economie. Het relatief a-cyclische karakter en de constante dividendbetalingen die de nutsbedrijven bieden, hebben ze lange tijd een favoriet van risico vermijdende, op rendement gerichte beleggers gemaakt. Gezien de onzekere economische vooruitzichten en de sluimerende lage renteomgeving, kan de nutsbedrijvensector een aantrekkelijke plek zijn om een deel van uw aandeelverspreiding naartoe te plaatsen.
De STOXX 600 Utilities index was de slechtst presterende van alle STOXX sectorindexen in 2009, waarbij ze een magere 0,98% aan rendement kenden, ten opzichte van een winst van 27,9% voor de bredere STOXX 600 index. Dit is misschien deels dankzij de bovenmatige prestatie van de sector ten opzichte van de andere 19 STOXX sectoren voor wie het een verschrikkelijk 2008 was, toen de brede STOXX 600 met 45,6% instortte. In een zeer lastig jaar verloor de nutsbedrijvensector een relatief bescheiden 38% van zijn waarde. Alleen chemicaliën (-37,9%), voedingsmiddelen (-29,6%), gezondheidszorg (-17,8%) en telecommunicatie (-36.5%) deden het beter in 2008. Een lagere volatiliteit is deels de aantrekkingskracht van deze sector tijdens een periode van marktonzekerheid.
Een regelmatig dividendinkomen is een andere meer aantrekkelijke kant van het beleggen in de nutsbedrijvensector. De Duitse gigant E.ON AG, het grootste component van de twee nutsbedrijvensectorindexen die momenteel door de grootste sectorale ETF’s gevolgd worden – de eerdergenoemde STOXX 600 nutsbedrijvenindex (E.ON heeft een gewicht van ongeveer 18% hier) en de MSCI Europe Utilities Index (een gewicht van ongeveer 17%) - heeft momenteel een dividendopbrengst (uitgerekend door de dividenden te delen door de huidige aandeelprijs) van meer dan 5%. De firma heeft ook de dividenden per aandelen verhoogd met een gemiddelde van 18% per jaar sinds 2004, volgens Morningstar’s senior nutsbedrijvenanalist, Travis Miller. Hoewel de huidige dividendopbrengst voor de sectorale ETF’s niet zo hoog is – iets meer dan 4,5% - is het nog steeds behoorlijk aantrekkelijk en beter dan opbrengsten voor de meeste overheidsobligaties over 10 jaar. Met de mogelijkheid voor toekomstige dividendtoenames – die zouden kunnen helpen om de potentiële negatieve bijeffecten van de inflatie van de koopkracht van toekomstige dividenden te omzeilen – is het geen wonder dat velen (waaronder onze eigen en Morningstar’s keuze voor de beste beheerder voor vastrentende aandelen van dit decennium, PIMCO’s Bill Gross) de laatste tijd positieve aandacht aan deze sector schenken.
Uitzoeken
Dus, welke index en daarmee verbonden ETF vinden wij het beste in de nutsbedrijvensector? Wat betreft de relevante indexen zijn er momenteel twee die door ETF’s gevolgd worden: de STOXX 600 Utilities Index en de MSCI Europe Utilities Index. De aandeelanalisten van Morningstar bestrijken op dit moment 85% van de STOXX index (zoals gemeten met componentgewichten) en 83% van de MSCI index. Als we de eerlijke waardeschattingen voor de indexcomponenten van onze analisten gebruiken, kunnen we de fundamentele waarde van de index (en dus de betrokken ETF’s) vaststellen. Op deze manier zagen we dat de STOXX en de MSCI indexen allebei een beetje ondergewaardeerd worden op het moment, met identieke prijs-naar-boekwaarde ratio’s van ongeveer 0,97.
Gezien het feit dat de huidige waardering van de twee indexen praktisch gelijk is en hun samenstellingen zeer op elkaar lijken, zullen we nu kijken naar vermogen onder beheer en liquiditeitsdata voor de ETF’s die deze indexen volgen om vast te stellen welke gevolgd worden door fondsen die groter en meer liquide zijn en dus waarschijnlijk lagere eigenaarkosten hebben. Nu blijkt dat er meer dan zes keer zoveel activa in ETF’s zit die de STOXX 600 Utilities Index volgen, dan in degenen die de MSCI Utilities Index volgen. Om de liquiditeit vast te stellen, keken we naar data van NYSE Euronext voor de relevante ETF’s zoals verhandeld in Parijs. Deze data laten een superieure liquiditeit zien bij de ETF’s die de STOXX index volgen. Het Lyxor ETF STOXX 600 Utilities Index fonds had bijvoorbeeld een gemiddelde dagelijkse omzet van 0,42 miljoen euro en een gemiddelde bieding-aanbod spreiding van 0,48% op de Parijse markt in 2009. Ondertussen had de streetTRACKS MSCI utilities ETF een veel lagere omzet (0,05 miljoen euro) en een veel wijdere gemiddelde bieding-aanbod spreiding van 1,23%. Gezien het feit dat onze prijs-naar-boekwaarde ratio geen verschil in de huidige waarderingen tussen de twee indexen toont, zouden we de voorkeur geven aan een belegging in een fonds die de index volgt die meer gevolgd wordt, omdat concurrentie tussen aanbieders de onkosten laag zal houden en de concurrentie tussen marktmakers zal voor een betere liquiditeit zorgen en helpen om de transactiekosten te minimaliseren.
Er zijn momenteel acht ETF’s die in Europa verhandeld worden en die de DJ STOXX 600 utilities index volgen. Hier zijn ze, samen met hun belangrijkste statistieken:
De juiste kiezen
Bij het selecteren van een fonds van de acht bovengenoemde namen, kijken we eerst naar de kosten. Vergeet niet dat de kosten niet beperkt zijn tot de totale uitgaven, maar dat er nog dingen bij komen als de transactiekosten (meer liquide fondsen zullen vaker nauwere bieding-aanbod spreidingen hebben en minder duur om te verhandelen zijn) en tracking error (het is natuurlijk beter dat het fonds de rendementen van de referentie-index zo goed mogelijk volgt). Hoewel transactiekosten een cruciale overweging zijn, worden ze minder belangrijk naarmate de positieperiode langer wordt.
In bovenstaande tabel kunnen we zien dat de groep redelijk gelijke onkostenratio’s kent, met als enige uitzondering de fysieke replicatie versie van het iShares fonds. De hogere TER (0,52%) van dit fonds ten opzichte van de groep (met name de op ruil gebaseerde versie van iShares) kan grotendeels verklaard worden door de grote kosten die het fysiek repliceren van de index met zich meebrengt. De ComStrage ETF wint de prijs voor de laagste TER met een jaarlijks honorarium van 0,25%.
Liquiditeit zal een bepalende factor van handelskosten zijn. In bovenstaande tabel hebben we het gemiddelde dagelijkse handelsvolume bijgevoegd (in aandelen) ingevoegd voor elk fonds op de voornaamste beurs in de eerste twee maanden van het jaar om te dienen als een bewijs voor liquiditeit. Hier kunnen we zien dat het fysieke replicatiefonds van iShares het meest liquide van de groep is. Hier dient echter opgemerkt te worden dat handelsdata vanaf de beurs een incomplete maatstaf voor ETF-liquiditeit in Europa is, omdat volgens sommige schattingen slechts een derde van de totale ETF-handel daadwerkelijk gerapporteerd wordt.
Een andere belangrijke keuze gaat tussen een kapitaliserend en verspreidend fonds. Een kapitaliserend fonds zal dividendinkomen van de onderliggende aandelen opnieuw beleggen in het fonds en de totale rendementen van de STOXX 600 Utilities Index volgen. Ondertussen zal een verspreidend fonds een dividend voor aandeelhouders loskoppelen (ooit jaarlijks in het geval van de iShares en Lyxorfondsen) om opnieuw te beleggen zoals ze geschikt achten en de prijsrendementen van de index te volgen. Gezien het feit dat de huidige verwachte rendementen op opnieuw belegde dividendinkomens wat klein zijn (herinner u dat gebaseerd op de boekwaardeschattingen van onze aandeelanalisten de prijs-naar-boekwaarde ratio voor de index ongeveer 0,97 is) kan het goed zijn om een distribuerende versie van het fonds te kiezen. Maar de belastingoverwegingen zijn belangrijk en u zou de belastingbehandeling van elke dividendbetaling die je ontvangt moeten bekijken als u uw keuze maakt.