2011 Ging opnieuw gepaard met een grote belangstelling voor ETFs, een focus op risico en inkomsten, een stijgende vraag naar schuldeffecten in andere valuta’s dan USD en meer alternatieve ETFs.
Het eerste wat me in 2011 opviel, was het toegenomen gebruik van ETFs. De kapitaalstroom is vrijwel elke maand positief en we zien steeds meer beleggers in ETFs stappen. ETFs worden steeds vaker een gewoon kernonderdeel van portefeuilles en worden daarnaast frequent ingezet als tactische opleidingsinstrumenten.
Iets anders dat 2011 leerde over ETFs (en ook wel over beleggen in het algemeen), is dat risico overal aanwezig is. Er is in Europa veel te doen geweest over derivaten in fondsen en synthetische ETFs, telkens tegen de achtergrond van de aanhoudende liquiditeits- en bankencrisis op het continent. Uiteindelijk is risico overal aanwezig en staat risico gelijk aan rendement.
Wat volgens mij heel duidelijk is geworden, is de huidige, enorme risicoaversie bij beleggers. Maar ook het probleem in de discussie dat alle risico slecht is. Dat klopt niet, want risico moet overeenstemmen met rendement. Wil je als belegger geen rendement, dan neem je ook geen risico. Wil je echter rendementen in de portefeuille, dan moet je ook risico’s nemen om dit te realiseren. Vergeet niet dat er geen rendementen zonder risico’s bestaan, maar wel risico’s zonder rendementen. Die twee dingen moeten goed onderscheiden worden.
Lage volatiliteit
Om nog even bij het risicothema te blijven: één van de grootste trends en succesvollere terreinen voor nieuwe producten in ETFs vorig jaar was het segment met lage volatiliteit. Er was een enorme instroom te zien in strategieën met lage bèta en lage volatiliteit. Daar zijn beleggers duidelijk op zoek naar mogelijkheden om de marktvolatiliteit te temperen, terwijl toch nog een zeker aandelenrisico blijft bestaan om rendementen te genereren.
Eén van de andere thema’s dat hier verband mee houdt, is het volgende: lage volatiliteit en inkomsten horen eigenlijk bij elkaar, maar inkomsten waren één van de belangrijkste factoren bij succesvolle introducties van nieuwe ETF-producten (en in het algemeen). Bijvoorbeeld inkomstenfondsen met een dividendthema, fondsen met een lage volatiliteit die een goede dividendstroom meebrengen. Daarnaast focussen inkomstenfondsen met een dividendthema niet alleen op Amerikaanse large-caps, maar mikken ze ook internationaal. Er was veel belangstelling voor dat gebied in 2011. Beleggers (met name ETF-beleggers) zijn duidelijk op zoek naar inkomsten.
Schuldeffecten
Op het gebied van inkomsten is één van de interessantste tendensen de overstap naar schuldeffecten die niet in USD luiden. Twee van de succesvolste productlanceringen van het afgelopen jaar waren ALD en ELD, ofwel obligaties in Oost-Aziatische valuta’s en obligaties in valuta’s van opkomende markten. Een enorme groei en een enorme belangstelling. De Europese en Amerikaanse belegger wil zijn vastrentende portefeuille diversifiëren, weg van de traditionele obligaties in USD om in een aantal van die andere valuta’s te stappen met echt verschillende economieën en uiteenlopende overheden die deze stukken garanderen.
Een andere tendens die we in 2011 zagen, is de opkomst -of eigenlijk de voortzetting- van alternatieve ETFs. Wat ik daarmee bedoel? Er zijn alternatieve fondsen die kernposities in de portefeuille vormen, zaken als een fusiearbitragefonds die een belegger aanhoudt in het gediversifieerde, alternatieve deel van zijn portefeuille. Maar wat we in 2011 echt zagen opkomen, was de introductie van zeer specifieke tools om risico’s te verminderen of een bepaalde blootstelling te verkrijgen. Dan denken we bijvoorbeeld aan de factorproducten die Russell introduceerde en steeds weer nieuwe VIX-producten en andere ondersteunende producten om het duration risico op de vastrentende curve te beheren.
Die ETFs zijn echt niet bedoeld om voor altijd aan te houden, of om deel uit te maken van de kernportefeuille, maar wel als instrumenten om risico’s te verlagen of bepaalde blootstellingshiaten te vullen. Dit is nog maar het begin van deze ontwikkeling. Ik denk dat veel mensen over het hoofd zien dat de eerste ETFs in 1994 eenvoudige gestructureerde producten waren die plots op de beurs terechtkwamen. Nu zien we de vijfde of zesde generatie gestructureerde producten hun beursgang maken. Veel van deze fondsen en de technieken die ze gebruiken worden al jaren, zo niet decennia, toegepast door institutionele beleggers. En nu komen deze naar de beurs, zodat grote en kleine beleggers ze tegen lage kosten kunnen gebruiken om hun portefeuillerisico te beheren.
Aanklacht
Wat ook opviel in 2011, was dat er veel gesproken werd over het feit dat ETFs marktvolatiliteit zouden scheppen, of correlaties zouden versterken. Dat gold zowel voor gewone ETFs als voor ETFs met hefboomwerking. Wat we in 2011 meemaakten, was een hoorzitting van het Amerikaanse congres min of meer vanwege deze aanklachten. Het bizarre was dat er niemand kwam opdagen. Eén congreslid, of misschien was het een senator, kwam naar de hoorzitting en verder schitterden de congresleden door afwezigheid. Er werd een verklaring afgelegd door de NASDAQ-beurs, door iemand van BlackRock (iShares) en door een lid van de SEC. Er kwam geen echt nieuwe informatie naar voren.
Ik denk eigenlijk dat veel daarvan een bevestiging vormde dat ETFs niet de reden zijn voor volatiliteit. Ik wil altijd zeker weten dat beleggers zich ervan bewust zijn dat Ockham’s scheermes ons echt iets te vertellen heeft als we zoeken naar de bron van volatiliteit. De simpelste verklaring is waarschijnlijk ook de beste en misschien is iedereen momenteel gewoon vreselijk nerveus en is dat de reden voor de volatiele markten.
Opmerkelijk was ook dat prijs belangrijk blijft bij ETFs. We zagen dat Vanguard in verschillende grote categorieën BlackRock-producten voorbijstreefde. Ook waren er fondshuizen en ETF-aanbieders die hun kosten verlaagden om hun producten aantrekkelijker en bruikbaarder te maken. We zagen ook de toetreding van nog meer voordelige aanbieders, zoals Scottrade’s FocusShares in het bijzonder. En voor de volledigheid: FocusShares baseert veel van zijn indexproducten op indices van Morningstar.
De prijs blijft dus belangrijk. We zien nog steeds geld gaan naar voordeligere opties. Wat we van 2011 echter ook opstaken, is dat hoewel de kostenratio belangrijk is, mensen ook moeten begrijpen dat dit slechts een deel van de kosten is. Er moet ook rekening gehouden worden met het liquiditeitseffect, met tracking-error en met fiscale aspecten als we kijken naar de totale ETF-kostenstructuur.
Beheerde portfeuilles
Tot slot is één van de belangrijke lessen van 2011 dat ETFs in beweging zijn en dat ook het gebruik van ETFs grote veranderingen ondergaat. Wat ik hiermee bedoel, is het gebruik van ETFs in oplossingen, dat wil zeggen in beheerde portefeuilles.
Onlangs heeft Morningstar een nieuwe database opgezet in de afzonderlijke account-omgeving, die beheerde ETF-portefeuilles volgt. Dit zijn min of meer actieve fondsen of strategieën die gebruikmaken van ETFs. Dat is eigenlijk vreemd, een combinatie van actief en passief. We zien deze fondsen bovendien enorm groeien. Als we in onze database kijken, zitten daar 333 strategieën in. Het meest verbazingwekkende bij deze beheerde ETF-portefeuilles, of deze portefeuilleoplossingen in het algemeen, is dat het beheerde vermogen in 2011 met 52 procent is gegroeid.
Beleggers zeggen dus duidelijk: “Ik wil ETFs, maar ik zoek eigenlijk naar een wat meer holistische oplossing.” Ik durf zonder meer te zeggen dat als je naar die groei kijkt, je wel moet constateren dat het ondanks de beperkte omvang één van de snelst groeiende gebieden in beleggingsland is. Het gaat hierbij dus niet specifiek over ETFs, maar wel over beheerders die ETFs inzetten en daar zit een enorme groei in.